Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door FixerBot

    koffiekoek
    (de ~ (m.), ~en)

    variëteit van klein gebak, al dan niet met bladerdeeg, al dan niet suiker geglazuurd, al dan niet gevuld met pudding, appel, krieken, abrikoos … Zoals daar zijn: ronde en lange rozijnenkoeken, puddingkoeken, puddingkoeken met chocolat, achtjes, …

    vnw: koffiebroodje, luxebroodje

    in Nederland: koffiebroodje

    Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands

    zie ook boterkoek, broekzak

    Koffiekoeken
    Verschillende koffiekoeken

    Ne koffiekoek met ingebakken crème, alstublieft!

    8 koffiekoeken alstublief. 2 met rozijnen, 2 achtjes, een met pudding zonder chocolat en één met pudding met chocolat en twee met appelvulling.

    Waar wij onlangs een ballonvaart hebben geweigerd en ooit 87 koffiekoeken hebben besteld uit balorigheid omdat de gepensioneerden vóór ons alle tijd van de wereld namen voor het kiezen van hún koeken, het zoeken van kleingeld in hun portemonnee, en de vergeefse pogingen om zes broden, twee cakes, vijf eclairs, en vier taartjes in een te kleine tas te proppen. (Koen Meulenaere)

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door FixerBot op 24 Oct 2024 11:15
    9 reactie(s)

    foef
    (de ~ (v.), ~en)

    vrouwelijk geslachtsdeel

    Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands, vulgair

    zie ook preut, prut, preute, miemel

    Die spannende broek zit niet gemakkelijk aan mijn foef.

    In de serie “Wat als… Barbie echt bestond” had de levende Barbie, juist gelijk de plastieke, geen foef.

    > andere betekenissen van foef

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door FixerBot op 24 Oct 2024 11:15
    6 reactie(s)

    frak
    (de ~ (m.), ~ken)

    jas, mantel, kledingstuk voor buiten voor mannen, vrouwen, kinderen 

    Typisch Vlaams: Geen Algemeen Nederlands; Gangbaarheid: 3; Vlaamsheid: 2

    < Een frak was oorspronkelijk een net herenkledingstuk (op het bovenlichaam) dat elke dag gedragen kon worden. Bij de veranderende mode (lange jassen werden steeds gewoner) veranderde de betekenis van het woord frak in de 18e eeuw in het Zuid-Nederlandse taalgebied mee. In Nederland nam ‘jas’ deze rol over en evolueerde de betekenis van frak juist de andere kant op, tot een chic herenkledingstuk dat alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gedragen. (etymologiebank)

    Van Dale 2018 online : 1782 < Frans frac of Duits Frack < En­gels frock < Oud­frans froc (mon­niks­pij)
    1. lang­pan­di­ge he­ren­jas
    = rok­jas
    2. BE; niet al­ge­meen jas van een kos­tuum, jas in het al­ge­meen

    Zurich Fashion (6673273169)

    zie ook: ene frak en twee schoenen; frak, zijn ~ draaien of keren; frak, iemand zijn ~ uitkloppen

    verzamellemma kledij

    Doet uwe frak maar aan, het is koud buiten!

    “Frak” was ook het zwarte kledingstuk, gedragen door de “suisse” (naar analogie met de Zwitserse wachten in het Vaticaan) in de kerk. Dat waren zwarte lange jassen zonder knopen, maar versierd met zwarte noppen op schouder en arm.

    Uitdrukkingen:
    - Uwe frak afdraaien is in Antwerpen: (een beetje tegen uw goesting) hard werken (als enige, soms met weinig appreciatie en resultaat). ‘k Zalle k’ik mijne frak wel afdraaien terwijl dat die ander in ’t café zitten.

    Zo de wind waait, waait m’n frakse wordt gezegd van mensen die uit opportuniteit hun mening veranderen.
    Eerst was hij bij de sossen (de socialisten), nu zit hij bij de blauw omdat ze voorspellen dat die bij de verkiezingen gaan winnen: zo de wind waait, waait z’n frakske.

    amai mijne frak: in het Engels: Oh my God

    Amai mijne frak, ’t is warm.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door FixerBot op 24 Oct 2024 11:14
    9 reactie(s)

    bleiten
    (ww. bleitte, gebleit)

    huilen, janken, wenen, schreeuwen

    etym: onomatopee-isch van blaten; het geluid voortgebracht door een schaap

    vnw: blèten

    In prov. Antw. ww.: bleite, blètte, geblèt

    uitdrukking: oog, dat is om een ~ uit te bleiten, gebleit

    Van Dale: blèten blèt­te, heeft ge­blèt; ne­ven­vorm van bla­ten
    1. niet al­ge­meen bla­ten
    2. BE; in­for­meel; m.n. van kin­de­ren schrei­en, hui­len

    uitspraak met zware e

    Mijn lief heeft het afgemaakt (afmaken) en ik heb een hele week zitten bleiten.

    Onze Louis bleit niet als hij moet gaan slapen.

    ’k Hem geblet is een lieke van de Strangers.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door FixerBot op 24 Oct 2024 11:14
    6 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.