Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
iemand die zeer haastig en nerveus is
Zie hem daar weer van het een naar het ander lopen, ze hebben peper in zijn gat gestrooid
achterwerk, achterste, zitvlak, poep, aars
VD
gat (het)
1 (gaten; gaatje) opening
2 (gaten; gaatje) uitholling, holte
3 (gatten) (informeel) achterwerk
4 (gaten) (pejoratief) gehucht
Zet u op uw gat!
Mijn gat doet zeer.
(pain français), stokbrood
frans brood met smeerkaas smaakt goed
veelhoekig bakje met vilten bodem waarop met dobbelstenen wordt gespeeld
Tegenwoordig wordt er op café niet veel meer gespeeld op de pietjesbak
dom, dwaas
vgl. stommerik (= domoor)
VD
stom (bijvoeglijk naamwoord; stomheid)
1 niet in staat om te spreken
2 (stommer, stomst) dom
3 (stommer, stomst) vervelend, eentonig
4 (taalkunde) (van klinkers) onbeklemtoond, toonloos
Met “Stomme lut!” kunt ge uzelf wel verwensen, als ge inziet dat ge er totaal nèffest (= naast) waart. Of het mannelijke “stommekloot”
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.