Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door Georges Grootjans

    laag ophebben, iem. ~
    (uitdr.)

    iem. niet hoog schatten, een lage dunk hebben van iem.

    (ook) het niet hoog ophebben (met iem.)

    zie ook ophebben

    Maar met al die poenscheppers aan het beleid, is het niet verwonderlijk dat héél het voetbalwereldje de bond eerder laag opheeft.
    Sander is een gewone schoolknaap, die het niet hoog opheeft met gym en met de achterwaartse salto. “Waarvoor heb ik die in het leven nodig?” is zijn repliek.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Jan 2013 09:58
    0 reactie(s)

    ophebben
    (ww. )

    inschatten, denken

    zie ook laag ophebben, iem. ~

    Ik heb hem niet hoog op. (Ik schat hem niet hoog in)

    L.P. Boon: “Het is niet zoals ge het ophebt.” (het is niet zoals ge denkt, ge het inschat.)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Jan 2013 09:58
    0 reactie(s)

    sjauwelen
    (ww. sjauwelde, gesjauweld)

    kletsen, babbelen, sjaafelen

    /sja: w.e l.e/

    < WNT: Modern lemma: sjouwelen
    SJAUWELEN —, bedr. en onz zw. ww. Waarschijnlijk een klanknabootsing, verg. Wauwelen.
    –? Babbelen, kletsen, wauwelen. Te Antwerpen.
    Da’ wijf gaat overal sjauwelen in de geburen, Corn.-Vervl.

    ?— In den zin van: praatjes over iemand vertellen.
    Daar wördt veul gesjauweld da’ nie’ waar en is. Ik heb over die zaak al veul hooren sjauwelen. Corn.-Vervl.

    zie ook sjauwel(aar)

    Die stonden op den hoek van de straat te sjauwelen. En een uur later stonden die er nog.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Jan 2013 09:54
    2 reactie(s)

    sjauwelen
    (ww. sjauwelde, gesjauweld)

    kletsen, babbelen, sjaafelen

    /sja: w.e l.e/

    < WNT: Modern lemma: sjouwelen
    SJAUWELEN —, bedr. en onz zw. ww. Waarschijnlijk een klanknabootsing, verg. Wauwelen.
    –? Babbelen, kletsen, wauwelen. Te Antwerpen.
    Da’ wijf gaat overal sjauwelen in de geburen, Corn.-Vervl.

    zie ook sjwauwel(aar)

    ?— In den zin van: praatjes over iemand vertellen.
    Daar wördt veul gesjauweld da’ nie’ waar en is. Ik heb over die zaak al veul hooren sjauwelen. Corn.-Vervl.

    Die stonden op den hoek van de straat te sjauwelen. En een uur later stonden die er nog.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Jan 2013 09:53
    2 reactie(s)

    sjauwel(aar)
    (zn. v.(m.),, ~s)

    iemand die veel sjauwelt (zie sjauwelen), babbelt, keuvelt, …
    v: een sjauwel; m: ne sjauwelaar

    Zeg sjauwel, stopt nu eens met babbelen en doe eens verder.

    Dat is nogal ne sjauwelaar zenne, die zijnen bebbel staat gene seconde stil.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door Georges Grootjans op 07 Jan 2013 09:53
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.