Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
zie ook spaarkaske
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
Toegevoegd door la_rog en gewijzigd door haloewie (02 mrt 2008)
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3. De kas is vrijdag gesloten omdat het dan een feestdag is. Ge zult die verrichting dus best donderdag doen.
ook: (dood) vervelen
zie ook kas, uw ~ zitten op te vreten
Hannibal
Als we als vakantie veertien dagen naar de Belgische kust gaan, zit ik daar mijn kas op te fretten!
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
3. spaarkas, bank
< FR la caisse (= de kassa, de geldkist)
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3.
1.het lijf, het lichaam, de keel (pars pro toto)
VD2013 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
herkomst: mogelijk de afkorting van karkas, borstkas
WNT:
Benaming voor de maag, den buik, het lichaam.
Zijn kas (kasse; kasken) vullen, zich dik eten (Joos; Corn.-Vervl.; Teirl.)
E stuk in zij(n) kasken hebben, dronken zijn, Corn.-Vervl.
Wa(t) naar zijn kas krijgen, verwijtingen of kijven krijgen, Ald.
2. kast (meubel), ook als tweede deel van samenstellingen: keukenkas, slaapkamerkas, bureaukas…
1. Ge kunt u niet voorstellen wat die allemaal in zijn kas slaagt (kas, in zijn ~ slagen).
Hij zit de godganse dag zijn kas op te vreten. kas, zijn ~ opvreten
2. Keukenkas in 2delen 2,00m lang. Bovendeel 110h. Vijf deuren. (advertentie 211115)
3.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.