Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
dichtplakken, toeplakken
Die envelop nog toeplekken, een postzegel erop en nu in de brievenbus posten.
toeplakken, dichtplakken
zie ook toe
Kempen: toeplekken, plekte toe, toegeplekt
Plek de tuut mer toe angesj zind de bonbons al op veur dat ich thoes bin.
Plak de zak maar dicht anders zijn de bonbons al op voor dat ik thuis ben.
In zon dörp – toegeplek mit ouw gezètte – koosj ich neet wone.
In zo’n dorp – dichtgeplakt met oude kranten – kon ik niet wonen.
toe maken met plaaster
dichtpleisteren
zie ook beplaasteren, overplaasteren, ontplaasteren
Met de rest van die plaasterpap kunt ge de gaten in de klelder toeplaasteren.
grof taalgebruik voor:
handen die vuil is en plakt
schoenen en voeten die vuil zijn
Gij met uw plakpoten altijd, kuist die nu eens af, ik heb just gekuist (kuisen)!
Haalt die plakpoot van mijne arm af. Gaat uw handen wassen.
merknaam voor plaaster of plaasterkalk
De knauf is al op en ik kom nog zeker een halve zak tekort.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
