Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    plak
    (de ~ (v.), ~ken)

    vlek, spat, plek
    sproetje: bruin plakske

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: plak – plek: in verschillende beteekenissen wisselt het woord, evenals plekken en plakken

    < andere definitie van plak

    Die plak op uw tshirt krijgt ge daar niet uit op een 40° was.

    Van de zon krijg ik allemaal bruin plakskes op mijn vel.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door fansy op 21 Jan 2019 11:36
    0 reactie(s)

    plak
    (de ~ (v.), ~ken)

    werk, betrekking, ambt, job

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, betrekking. Gewestelijk, b.v. in Groningen, Friesl. en Antwerpen.

    < andere definitie van plak

    Naar ’en ander plak uitzien, Cornelissen-Vervliet (1899)

    Zijn slechte motivatie heeft hem zijn plak gekost.

    Na een langdurige ziekte is haar plak nu ingenomen door een collega.

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door fansy op 21 Jan 2019 11:36
    3 reactie(s)

    plak
    ( de ~, m mv ~e)

    doek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: Lap, doek. Gewestelijk (b.v. in Limburg) in gebruik voor: doek in ’t algemeen en, vooral in samenstellingen, ook voor bepaalde soorten van doeken.

    zie ook maalplak

    < andere definitie van plak

    Noa datter oetgeglietsj (oetglietsje) is lupper mèt ziene erm in de plak.
    Nadat hij uitgegleden is loopt hij met zijn arm in een doek.

    Een vrouwendoek heet eenvoudig plak; een halsdoek of das halsplak, en een zakdoek teschplak, Onze Volkst. (uit het Woordenboek der Nederlandsche Taal)

    Regio Maasland
    Bewerking door fansy op 21 Jan 2019 11:35
    0 reactie(s)

    plak
    (de ~ (v), ~ken)

    plaats in div. betekenissen: kamer, ruimte, vlek, plek
    dim.: plakske

    ook in de Kempen

    Van Dale 2014 online: gewestelijk, plek

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Plak: plek, plaats, in ’t algemeen; zoowel in toepassing op eene plaatsruimte, als op eene zit- of staanplaats. Gewestelijk in verschillende streken in gebruik, b.v. in Groningen, Friesl., Antwerpen, Brabant.

    < andere definitie van plak

    Doë wor geen plak nimei èn de kafei (er was geen plaats meer in het café).

    En plak van gaas te gèève, dauwdeter op de frèè (in plaats van gas te geven, duwde hij op de rem).

    Sondes ès ’t noênèète èn de goej plak (op zondag middagmalen we in de bezoekerskamer).

    Kik nau, ’n vaul plak op ze goêd kostum (kijk nu, een vuile vlek op je zondagse pak)!

    Regio Haspengouw
    Bewerking door fansy op 21 Jan 2019 11:34
    1 reactie(s)

    plak
    (de ~ (v.), -ken/s)

    röntgenfoto

    zie ook plaat, plaat, een ~ pakken

    < andere definitie van plak

    De dokter wou dat ik plakken liet maken van de wervelkolom.

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 21 Jan 2019 11:33
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.