Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
ladderen van nylonkous
zie ook doorschieten
Kempen: ritsen, roetsjen
Maen kaas is gelitst. (M’n kous is geladderd)
enkel
knoes = kraakbeen;
knoesel: verkleinwoord van knoest (uitwas)
West-Vlaanderen: knoezel
Beatrijs had haar knoesel behoorlijk pijn gedaan door in het keldergat te schieten.
stekelbes, kruisbes
zie ook kroesel, kroensel, kronsel
In den hof staat ne struik vol met knoeselen.
De knoesele zen in ‘t sezoen, da’s altâ goed ete.
(De stekelbessen zijn in seizoen, da’s altijd smullen!)
Niks zo lekker als knoeselconfituur.
De knoesels waren zoet dees jaar.
stekelbes
ook kroensel, knoesel, kronsel
Doet uw ouwe jas maar aan als ge kroeselen gaat plukken!
Zo vol als een kroesel.
Pas op voor de doorns as ge kroeselen gaat plukken!
Rooj kroeselen. Zuur kroeselen.
werkdag, doordeweeks
VD2013 online: weekdaags: gewestelijk
Na de mis uw wekedagse kleren aandoen en de beste (zondagse kleren) ophangen aan een stoel, riep moeder
Zelfs op een wekedag moesten we naar de mis, de woensdag en de vrijdag en in de vasten elke dag.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.