Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
In België is dit een bijzondere regeling: de Feestdagenwet.
De Feestdagenwet zegt dat bedienden die geheel of gedeeltelijk met een veranderlijk loon worden betaald, voor elke wettelijke feestdag recht hebben op hun gewoon vast loon en op een dagelijks gemiddelde van het veranderlijke loon dat ze verdienden. Die wettelijke bepaling is dwingend in het voordeel van de werknemer.
Vorig jaar werd een werkgever door het arbeidshof van Brussel veroordeeld, omdat hij de Feestdagenwet niet naleefde.
Besluit: te weinig loon betalen is een misdrijf.
oliebol
Het is een traditioneel gefrituurd gistdeeggerecht uit de lage landen. Ook worden ze het hele jaar door op kermissen verkocht.
BE: In enkele streken wordt het gerecht “smoutebol” genoemd. Dit omdat ze vroeger in smout werden gebakken. Een smoutebol is niet gevuld, in tegenstelling tot de Hollandse oliebol. In België worden, naast de smoutebollen ook dikwijls appelbeignets als alternatief verkocht. (Wikipedia)
NL: worden traditioneel gegeten op oudejaarsavond.
Een Hollandse oliebol is doorgaans gevuld met rozijnen, krenten en appel. (Wikipedia)
zie ook smout
Er zit veel te veel suiker op de smoutebollen.
Zet smoutebollen op de tafel en het is altijd een beetje kermis.
maag van een dier; zie ook hot
de term wordt ook gebruikt in: die is op z’n moeëk uit = altijd eerst aan zichzelf denkend i.v.m. eten.
uitspraak: moeëk, moewek
ook in de Antwerpse Kempen
< mook
In Zuid-Nederland bekend als naam voor de eerste maag van herkauwende dieren, ook wel voor pens of buik in ruimeren zin, ook van een mensch.
Afleiding: Mooken, ”veel, overdadig eten” (Corn.-Vervl.) (bron WNT); zie moeken
< etymologie: mook, moke ingewanden, eerste maag van een herkauwer, pens (zuidnederlands) = Oostmiddelduits mauke ‘brij’. Van een wortel die ‘glibberig’ betekent en ook aanwezig is in aan het germaans ontleend provençaals mauca ‘ingewand’. Van dezelfde basis = lat. mucus ‘slijm’. (bron A. Weijnen)
Als m’n vader een haan slachtte, dan werd de moeëk mee klaargemaakt en beschouwd als een lekkernij.
Die koe is precies opgeblazen, ze irkt niet meer … ze heeft iets aan haar moeëk. (irken)
Kempen: Mijne moewek zit vol kestgato (kerstgebak).
snede vis, groot genoeg om te koken. (10-12cm)
uitspraak: \moek\ [mu?k]
WNT: Vischmook, in Antw. voor -moot.
Visch was destijds te Antwerpen goedkoop …: schol (gedroogde visch) …, in smout gebakken vischmooken, behoorden tot het gewone voedsel van den minderen man, Seghers en De Bock, Binnenvaart. 60 (1942).
Aan het viskraam op de markt of in de vishandel snijdt de visboer voor u een schone (schoon) mook schelvis af. Hij houdt het mes eerst op het vissenlijf, dan verschijnt er een vraagteken op zijn voorhoofd. Meer of minder?
heel mals, zacht gekookt, gaar, smoutzacht
uitspraak: smoetzochte
NL: botermals
Prov. Antwerpen: zo mals as boter
Het kalfsvlees is smoutzochte en overheerlijk.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.