Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
vertrekken, weggaan, afbollen, aftrappen, afstappen
Onze Axel moest mijn zus helpen met den afwas en hij was het schoonekes afgedeven.
Och kom, daaf het af man!
Ze was niet meer content bij heure vriend en ze deef het daar af.
afsnijden, afknippen, afscheren, plukken, afstoffen
zie ook gras afdoen, afrijden
Zijn vrouw herkende hem bijna niet meer toen hij zijnen baard had afgedaan.
Ik heb de laatste keer de haag nog eens afgedaan, de volgende keer zal in de volgende lente zijn.
Hij had heel het grasveld afgedaan met een duwerke. ’s Avonds was hij poempaf.
Eind september doen we altijd de peren af.
Morgen het stof afdoen en dan met nat opnemen; dan is het weeral proper in huis.
afsnijden, afknippen, afscheren, plukken
zie ook gras afdoen, afrijden
Zijn vrouw herkende hem bijna niet meer toen hij zijnen baard had afgedaan.
Ik heb de laatste keer de haag nog eens afgedaan, de volgende keer zal in de volgende lente zijn.
Hij had heel het grasveld afgedaan met een duwerke. ’s Avonds was hij poempaf.
Eind september doen we altijd de peren af.
gras maaien, ook wel gras afrijden
zie ook: gazon afrijden
VD2014 online: Belgisch-Nederlands
Morgen zal ik het gras nog eens af doen.
nog meekunnen, nog niet afgeschreven zijn
meestal qua leeftijd of fysieke prestaties
Die 2 bompa’s van 68 jaar, op de atletiek, die hebben in ’t lange nog niet afgedaan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.