Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1) een klein persoon, ook in pejoratieve betekenis
2) iets dat klein en schattig is
3) een klein dier
Hun moeder zaliger, noemde 1 van haar dochters een jeirdol omdat ze veel kleiner was dan de anderen en omdat ze niet meer groeide.
Dien jeirdol had wel grote praat aan den toog. Zou dat thuis ook zo zijn?
Pasgeboren katjes zijn altijd schattige jeirdollekes.
een neutel, een klein prul, een kleinigheid
meestal gebruikt als verkleinwoord
Al die neutelingskes bijeen dat doet de emmer overlopen. En nu is het genoeg geweest. Het moet stoppen.
Oh, zie hoe schattig, die neutelingeskes van konijntjes.
Het neuteldoekje dat ge krijgt bij de optieker om de brilglazen proper te maken is een neutelingske. Ge zijt dat zo verloren.
Dat is met plezier voor u gedaan, het is maar een neutelingske.
muggenziften, over kleinigheden doordrammen
Niet beginnen neutelen over wie meer cola in zijn glas heeft dan den andere hè. Drink leeg en wie nog dorst heeft kan nog bijkrijgen.
goed lachen
zie ook: beten lachen
We hebben gisterenavond een serieuse beet gelachen met de Jean zijn moppen.
waaskrant: De toeschouwers hebben weer een ‘beet gelachen’ op de Puitenslagersfeesten.
heel hard lachen, plat liggen van het lachen
vgl.: beten lachen
Hij vertelde die mop zo smakelijk dat ik mijn eigen kriek heb gelachen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.