Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1) zeg je bv. tegen iemand, wanneer je zijn/haar naam plots bent vergeten.
2) kan evengoed betekenen: een klein iets, een prulletje, een stukje, enz…
1à Hela, dingske! Luister nen keer!
Dingske dink, hoe is uwe naam nu weer?
2) Raap ‘s da’ dingske op de grond op, a.u.b.
kleding: ’s zondags dinge, ’s wekendags dinge
zie ook: dingen
Dikwijls gebruikt wanneer je niet direct op de naam komt van iets. Meestal daarna volgt “euh…”
Ik leg ’s avonds altijd mijn dinge klaar voor als ik opsta.
Ge slaat daar rechts af, daar langs den dinge.
kleren
in Herenthout, Herentals, Lier, Nijlen,…
zie ook: dinge
VD: dingen, het; g.mv.
(gewestelijk) goed, m.n. wasgoed
Gaat rap e dingen aandoen (kleed u snel aan).
morsen; snoepen
vgl. smosjtereer
zie ook: smossen
vnl. in het Brusselse
En als ge nu nog smos(j)tert, kunt ge het zelf opkuisen!
Als gij zo blijft smos(j)teren, gaan uw tanden uit uw smoel vallen!
mank gaan, hinken, pikkelen
VD95 (gew)
VD2012 online: Belgisch-Nederlands
Onzen hond heeft ooit eens met zijn poot vastgezeten en vanaf toen mankt het beest een beetje.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.