Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
och god den Heere
uitroep van verbijstering, medelij, …
ook diminutief: ochotteneerkes
ook verkorte vorm meestal met toevoegsel toch: chottenere toch
Ochotteneerkes toch, bekijk dat kindje nu eens met een plaaster rond zijn armke, ocharme.
Hij is, ochottenere, soms zo verward dat em zelf niet meer weet wat em schrijft. Ik heb er echt medelij mee.
oudejaarsavond
Van oud oep nief hebben wij gewoon thuis gevierd, beetje hapjes, iets lekkers te eten, meer moet dat niet zijn.
scharnier, hengsel
/lè/, mv. /lè j.e/
Ik heb nief leeën op mijn deur gestoken.
hevig bibberen, dedderen, didderen
vgl. Antwerpen: rijlen
WNT:
Modern lemma: rijeren
daarnaast rijderen < Mhd. rîderen. Frequentatieve vorm van Rij(d)en
Rillen, bibberen, sidderen, huiveren.
Hetzelfde als Rijelen. In N.-Nederl. verouderd.
“Rijeren van de körts” Corn.-Vervl.
Hij stond daar te rijeren van de kou.
Ge kunt ook rijeren van de schrik.
Gerijerd van de koorts heb ik gedaan voor dat mijn amandelen werden getrokken.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.