Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
sok
VD online:
Elk van de twee gelijkvormige kledingstukken die dienen tot bedekking van de voet en van (kleiner of groter gedeelte van) het been, en naar de vorm daarvan vervaardigd; voor mannen meestal tot over de enkel (en dan in het algemeen ‘sok’ genoemd) of ten hoogste tot onder de knie, voor vrouwen vooral tot gedeeltelijk over het dijbeen reikend
Bijna al mijn kousen zitten vol gaten, ik ga er nieuwe moeten kopen.
moe, beu
vgl. trap: muug, muger, muugst
Antw.: “zo muug als nen hond” (heel moe)
Haspengouw, plaatselijk: “zoe mieg as ’n moj” (doodmoe)
In overgankelijke betekenis (iets moe zijn): “(ich bèn dat) zoe mieg as kaa pap” (kotsbeu)
Hij is muug van het werken.
Na een paar dagen was hij het spelletje muug.
(toegevoegd door Frank op 15 febr. 2008)
wondpleister, (kleef)pleister, kleefverband
zie ook: plekker
We zullen op die wond ne plakker plakken.
Ge moet dat ontsmetten en er ne plakker op doen. (Infanta op 10 dec 2007)
pleisteraar
SN: stukadoor
ww.: plakken
zie ook: plekker, plekken
De plakker zorgt dat de muren mooi effen worden.
1. stucwerk doen
2. kleven, plakken
3. bevlekken
1. De man van mijn vriendin heeft de gang met plaaster geplekt.
2. Moeders kunnen hun kinderen soms achter het behang plekken.
Er hangt zoveel gelei aan de pot dat het aan mijn vingers blijft plekken.
3. Ge hebt mijn T-shirt helemaal onder geplekt met verfspatten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.