Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
mond- en klauwzeer bij alle dieren
zie ook pootjesziekte
uitspraak kempen: poewetziekte, poejtziekte
Van Dale 2018 online: zekere schapenziekte: klauwzeer
De pootziekte, nog eene besmettelyke ziekte, die aen den hoorn van den voet komt, en welke men aen het manken van het dier erkent;… (handboek van de landbouwer)
jicht in de volksmond ook ’t pootje genoemd
zie ook kozijntjes, pootjesziekte
Klik op de afbeelding
Een aangetaste linkerteen
Jicht werd destijds (mogelijks nu nog) voornamelijk vastgesteld bij de heren die zeer bourgondisch leefden.
ontsteking op de knoezels of de schenen
jicht, flerecijn, podagra
zie ook: pootjesziekte, notarisziekte, pootje
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
3. In schertsende uitdrukkingen als de kozijntjes hebben, met de kozijntjes zitten of liggen, van de kozijns bezocht worden, lijden aan podagra (eigenlijk: stekend ongedierte hebben; vergelijk ‘familie hebben’ in denzelfden zin).
“De heer Peelaert, zegt men, van de kozijntjes (voetjicht) gekwollen riep dikwijls uit: wat vervloekte pijn is dat!” De Bo (1873).
Etymologisch Woordenboek, Vercoullie (1925): kozijns m. mv. (jicht), uit Frans cousin
— mug, Middellatijn culicinum, Latijn culex; cf. synoniem de beestjes, wegens een gevoel als van muggesteken.
Hij heeft last van de kozijntjes en kan momenteel moeilijk het huis uit.
podagra, jicht, flerecijn
Van Dale: pootje, znw; het
(1645) schertsende vervorming van podagra
zie ook kozijntjes, notarisziekte
Klik op de afbeelding
Een aangetaste linkerteen
De man van mijn vriendin heeft het pootje. Door zijn Bourgondische levensstijl zegt ze.
ontsteking op de knoezels of de schenen
jicht, flerecijn, podegra
zie ook: pootjesziekte, notarisziekte, pootje
Woordenboek der Nederlandsche Taal:
3. In schertsende uitdrukkingen als de kozijntjes hebben, met de kozijntjes zitten of liggen, van de kozijns bezocht worden, lijden aan podagra (eigenlijk: stekend ongedierte hebben; vergelijk ‘familie hebben’ in denzelfden zin).
“De heer Peelaert, zegt men, van de kozijntjes (voetjicht) gekwollen riep dikwijls uit: wat vervloekte pijn is dat!” De Bo (1873).
Etymologisch Woordenboek, Vercoullie (1925): kozijns m. mv. (jicht), uit Frans cousin
— mug, Middellatijn culicinum, Latijn culex; cf. synoniem de beestjes, wegens een gevoel als van muggesteken.
Hij heeft last van de kozijntjes en kan momenteel moeilijk het huis uit.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.