Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
sjaal voor de winter
zie ook: sjerp
< Frans: écharpe
Doe je sjarpe maar aan, als je naar buiten gaat.
1) eigenaardig, vreemd, zonderling, raar
uitdrukking:
aardig varen: iets raars tegenkomen, slecht van iets bekomen
2) ongemakkelijk, misselijk, mottig, aardig, zich ~ voelen
uitdrukking:
aardig zijn: u niet zo goed voelen, u misselijk voelen
VD2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
WNT:
1) Eigenaardig, van een bijzonderen aard, gewoonlijk in ongunstigen zin. In die pregnante ongunstige bet. ”een vreemden aard hebbende”, die in het Vlaamsch nog de gewone is, komt het al bij a. bijns (Anna Bijns, 16de E.) voor.
Vreemd, raar, onaangenaam. Gewestelijk, inz. in het Zuiden.
Myn hart klopt zoo aerdig; myne oogen steken zoo pynlyck, Conscience, Loteling (1850).
2) Onpasselijk, misselijk (Rutten (1890); Corn.-Vervl.; Joos (1900-1904); Teirl.)
1) Je doet zo aardig, wat heb je?
Da’s aardig, ik had die mens daar niet zien staan.
Als hij blijft veel te rap rijden, gaat hij wel een keer aardig varen.
2) Marie wordt aardig, ga vlug naar buiten met haar in de frisse lucht.
Ik ben een paar dagen oardig geweest, buikloop hebbende.
1) eigenaardig, vreemd, zonderling, raar
uitdrukking:
aardig varen: iets raars tegenkomen, slecht van iets bekomen
2) ongemakkelijk, misselijk, mottig, aardig, zich ~ voelen
uitdrukking:
aardig zijn: u niet zo goed voelen, u misselijk voelen
VD2014 online: Belgisch-Nederlands, niet algemeen
WNT:
1) Eigenaardig, van een bijzonderen aard, gewoonlijk in ongunstigen zin. In die pregnante ongunstige bet. ”een vreemden aard hebbende”, die in het Vlaamsch nog de gewone is, komt het al bij a. bijns (Anna Bijns, 16de E.) voor.
Vreemd, raar, onaangenaam. Gewestelijk, inz. in het Zuiden.
Myn hart klopt zoo aerdig; myne oogen steken zoo pynlyck, Conscience, Lot. (1850).
2) Onpasselijk, misselijk (rutten (1890); corn.-vervl.; joos (1900-1904); teirl.; dek).
1) Je doet zo aardig, wat heb je?
Da’s aardig, ik had die mens daar niet zien staan.
Als hij blijft veel te rap rijden, gaat hij wel een keer aardig varen.
2) Marie wordt aardig, ga vlug naar buiten met haar in de frisse lucht.
Ik ben een paar dagen oardig geweest, buikloop hebbende.
mannelijk lid; ook charel, jos
Van Dale 2014 online: Belgisch-Nederlands, spreektaal
WNT:
Het mannelijk lid, roede. In verschillende streken bekend, b.v. in Antwerpen (Corn.-Vervliet: piet), Vlaand. (De Bo (1873): pijt; Teirl.: pietje)
Mijn piet krimpt helemaal van het koude zwembadwater.
cavia, Guinees biggetje
(zie ook zeerat, steense rat), vgl. Du.: ‘Meerschwein’
Op de kermis stond vroeger een kraam waar ge kont inzetten op “zeevarkskes” (zeivêrkskes), t.t.z. op de nummer van het hokske waarin het beeske zou verdwijnen als het uit zijn kooike werd gelaten.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
