Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
houdt het midden tussen kuchen en kreunen; het geluid voortbrengen dat een zware inspanning (bv. lastige ontlasting) met zich meebrengt.
ook krochelen, krozen
syn. van steunen > mnl. stenen
uitspr. kröchen, kreuchen
zn. het gekroch
ook: krocher, krochpot, krochstoel = wc-stoel voor zieke mensen
WNT:
onz. (en bedr.) zw. ww. Mnl. crochen; mnd. krochen; verg. hd. krochen, kröchen. Een klanknabootsend woord, dat thans nog hier en daar in Z.-Nederl., met name in Brabant bekend is.
Hij zit op ’t huiske te krochen.
De krocher, hij kan bijna niet uit zijne zetel. Het is niet dat em 90 jaar is, maar het is zijne buik die te dik is.
Het hoogste verdiep in het ziekenhuis, dat is de afdeling van de krochpotten.
schelf, opslagplaats boven een stal
zie ook: opper
Etymologie: Middelnederlands: scalf.
Vgl. met Eng.: shelf = schab
of nunneschete
gebakken eiwitschuim
zie ook: meringue, blaasuit, schuimpje, merveilleux
In een uitzending van SOS Piet, heeft Piet Huysentruyt enkele mannen geleerd hoe ze nonnenscheten moesten maken.
helft van het jaar, eerste of tweede ~ , halfjaar (het)
De eerste jaarhelft gaf magere resultaten te zien maar in de tweede jaarhelft was het hotel vaak volzet.
die het best presteert op een bepaald terrein. Het gaat meestal over een land, regio, bedrijf, groep, e.d.
in Nederland: het beste jongetje van de klas
“Voka noemt Zutendaal expliciet als beste leerling van de klas omdat de gemeente als enige de belastingdruk verlaagde via de opcentiemen.” zvp-zutendaal.be
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.