Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
hondendrol
WNT: 1. Homp, brok. In Zuid-Ndl.
Douë es in hiël schavak van de gracht afgekalfd.
Hijen heet hum douë in lillike schavak van zijne vinger afgekapt, Tuerlincx
Hij snee’ me daar ’en schavak van ’t brood, wel twee vingeren dik, Corn.-Vervl.
Zie uit waar ge trapt. Daar ligt ne schavak.
dijk (Standaardnederlands), maar wordt ook gebruikt voor het water achter de dijk/oever = de gracht: “in den dijk” = in de gracht
Vannacht is er hier weer een zatlap met z’n auto in den dijk beland.
halsoverkop
ook: overhoop
Ik struikelde en viel toch wel kopoverkloten de gracht in zeker!
Die is kopoverkloten vertrokken, anders miste hij z’n bus.
Daar was iets te zien, alles lag daar kop over kloten.
toegetakeld, (modern eufemisme voor) gekloot
vgl. sjarel, gejost zijn
uitdrukkingen:
gesjareld zijn of gesjareld worden: zij die het ondergaan
gesjareld hebben: zij die het iemand anders aandoen, zie ook gejost hebben
VD2013 online: (Belgisch-Nederlands, spreektaal) te grazen genomen, ernstig benadeeld, bedonderd
De akses van die bank zijn gekelderd, wie daar nu nog mee zit, is ferm gesjareld.
Onze gebuur is met zijne fiets in de gracht gesukkeld. Ge moet hem zien, hij is lelijk gesjareld.
Zij heeft hare man farm gesjareld toen zij met het geld en de kinderen met de noorderzon zijn vertrokken.
Door de schulden is em serieus gesjareld.
loopgraaf
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.