Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
geslachtsgemeenschap hebben, ook vossen, neuken, poepen
WNT: Modern lemma: vogelen
— veugelen —, onz. en bedr. zw. ww. Van vogel.
II) Bedr. of abs. en onz. Cohabiteeren, coire, en in daarbij aansluitend gebruik.
Eig. Treden, resp. paren, van hoenders. In deze bet. ook in den vorm vochelen
De haan veugelt de hen, De Bo (1873).
Overdr., van menschen, onz. en bedr. Coire, resp. futuere, beslapen. In de volkst. nog vrij algemeen, vooral in het Zuiden.
“Yverig … heb ik u al mijn dagen, O zoete Engelin! mijn liefde toegedragen …! Omdat ik wonder veel van zoete vogelen houw. Dus laten wij te zaam ons beide vaardig maken, Opdat wij met er haast aan ’t vogelen geraken: … Dus laat mijn vogel Lief! in uwe vogelkooi” Verm.(c. 1785).
Ik heb goesting om te vogelen.
directe afstand
In vogelvlucht is Hasselt maar 80 kilometer weg, maar we moeten zeker 20 kilometer extra om rijden om er te geraken.
kabelbaan
< Fr.: téléphérique
We kunnen de telefriek nemen om boven op de berg te geraken.
klawiesteren is erger dan krawietelen.
Je en nog e bitje moeten klawiesteren voe der te geraken wij.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.