Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
standaardtaal in België: vertaler-tolk
standaardtaal in Nederland: tolk-vertaler
Zij heeft haar diploma vertaler-tolk op zak.
dinsdag /’dès tach/ [destax]
zie ook dijstendag
’n Destag gomme gon shoppe in de Sarma.
Komende dinsdag gaan we shoppen in de Sarma.
dinsdag
Prov. Antwerpen: destag
Hageland: dijstag
Ik had dijstendag vijfendertig mattentaarten besteld, en woensdag lagen ze al klaar!
de zikkel hanteren, de handeling en beweging met de zikkel uitvoeren
WNT: Afl. Zikkelen. 1°. Afsnijden met een sikkel.
“Mijn moeder is van de morgen al vroeg weg zikkelen voor onze koeie” Verz. Gezelle (Hoogstraten, voor 1899).
Gers zikkelen, Corn.-Vervl. (1903).
Nadat hij de gazon heeft afgereden, zal hij de kanten nog moeten zikkelen voor de afwerking.
sikkel
handwerktuig dat bestaat uit een halve-maan-vormig mes, dat in een scherpe punt toeloopt. Het is aan de binnenzijde heel scherp. Het is aan een kort houten handvat bevestigd en dient om gras af te snijden.
ww. zikkelen
zie ook zichel
WNT: Modern lemma: zikkel
— ziggel —, znw. m. en vr., mv. niet aangetroffen. Bijvorm van sikkel. Behalve in vl. en ze. dialecten verouderd.
“Zulks (zekere inbreuk op auteursrechten) noemen myne geeerde vrienden den zikkel onbetamelyk in eens anders oogst te slaan” V. Effen, (1732).
De randen van onze gazon doen we nog altijd af met een zikkel.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.