Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
gras
veujer < voeder
(/v.e.er/ of /veuj.er/) Antwerpse Kempen
Ik ga het veujer in de wei afdoen.
verkoper, handelaar (Fr. marchand); vaak als tweede lid in samenstellingen: voddenmarsjang, oudijzermarsjang, kolenmarsjang, slunsemarsjang, beestemarsjan.
ook in W.-Vl.
in Antw.: marchaant
Zie ook: marchandies
Haal eens gauw ’n bokal opgelegde haringen bij de vismarsjang, mijne jong, gij hebt nog jong benekes onder!
wind in de rug
in Antw.: wind mee
De renners in de Ronde van Vlaanderen hadden dit jaar veel windaf.
wuiten = gaai (de vogel)
“nen annewuiten” is een Vlaamse gaai.
→ hannik (tamme ekster of kraai; Vlaamse gaai, roetaard – ook zwarte kraai) en → wuiten (meerkol)
vgl. hannekesnest
rotzak
Nen annewuiten is ne smeirlap, die hoalt klaane vogelkes uit de neisten.
(Een annewuiten is een smeerlap, die haalt kleine vogeltjes uit hun nesten)
van de vrachtwagen gevallen
Zoe goeiekoop?! Dat is van de camion gevallen zeker?
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.