Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Reacties van fansy

    kabba

    kabba – kaba: zie uitleg WNT in het lemma kabas

    Toegevoegd door fansy op 21 Aug 2014 19:20

    was, zijn ~ verliezen

    was - groei

    WNT:
    znw. m., gewest. soms vr. en eert. incidenteel ook onz., mv. -sen. Mnl. was. Van wassen.
    Het groeien (als organisch proces); het toenemen in grootte (t.w. in lengte en omvang); groei. Vaak in de verb. in den was (zijn e.d.). Is veroud. maar gewestelijk. nog aangetroffen toep.
    vb.zin: Hij is in zijne’ was blijven steken, corn.-vervl. (1903)

    Toegevoegd door fansy op 21 Aug 2014 19:09

    nikkeltje, zo groot als een ~

    Een ronde munt met een gat in was een solleke. Een solleke was 5 centiemen. (bron: De Poemp)

    Toegevoegd door fansy op 19 Aug 2014 17:39

    sol

    familiebanden: sol - sou - salt - sout - zout

    Zout is idd. ooit een betaalmiddel geweest. Niet zozeer het zout zelf maar in de betekenis van ‘sold’ (soldij, sol):

    WNT:
    zout bijvorm van soud (sout), dat op zijn beurt een nevenvorm is van sold.
    < Dat men den knechten, wesende onder den heer van C., een maent zouts … sculdich was te betaelen, in B.H.G. 37, 163 (1524).
    < Daer is een plaetse binnen veeneetgien alsoe groot als een redelike stadt … Hyer arbeyden altijts te minsten in dusent man konstich in allen ambachten ende bijsonder van schepen te maken ende meer gheleerde constenaers, mit welke sij bestellen jonghen om dese selve consten te leren om een betamelick zout, Bijdr. Gesch. Haarlem 11, 28 (1525).
    Uitdr. ’t Is er zout in dien winkel, joos (1900-1904).
    (Gewest.) Veel geld kostend, duur. schuerm. (1865-1870), de bont 2, 765 b (1958)

    VMNW: Sout
    Soldij, loon voor krijgsdienst.
    Ontleend aan Ofra. solt, solz ‘monnaye; solde, paye’
    Oudste attestatie: Limburg 1240
    < iemene bi soute huren: Iemand als huurling in dienst nemen.
    < sonder sout: Zonder recht op betaling, voor niets.

    ONW: Salt
    oudste attestatie 991-1000
    < toponiemen die verband houden met de zoutwinning: Salcott, Salthouse, Salthrop.
    Oudnederlands: saltbeki: Zoutbeke, onbekende plaats, prov. West-Vlaanderen (beki: beek)
    < Oudsaksisch, Oudengels, Nieuwengels, Oudfries, Nieuwfries, Oudnoords, Gotisch: salt.
    < Middelnederduits en Nieuwnederduits: solt
    < Oudhoogduits: sal
    < Middelhoogduits en Nieuwhoogduits: salz

    Toegevoegd door fansy op 19 Aug 2014 17:31

    sol

    en sollen zijn sinds eeuwen ook synoniemen van mekaar in de betekenis van geld:

    WNT:
    - Bal, speelbal; ook een bal dien men met een band of riem wegslingert. Kil. solle, sol.
    - Balspel, en bij uitbreiding spel, vermaak, amusement in het algemeen;
    ook het fra. “bal” berust op germ. bal.

    Toegevoegd door fansy op 19 Aug 2014 16:58

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.