Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
inwoner van Brussel
De bekendste Kèt, Daane van d’Uugstroêt, is zeker Toots Thielemans met zijn mondmuziekske. Een andere Kèt is Johan Verminnen.
Voor de ouderen onder u is dat Het Ketje (Renaat Grassin) die ze “’t Moezeke dad e flasjke ging débouchonèire” op de radio (NIR) hebben horen debiteren.
oog
Hebt ge gezien dat ze een blauw ket heeft? Ze zal toch niet tegen de kelderdeur of het portier van de auto gebotst hebben? (eufemisme voor: slaag krijgen van hare vent)
Wat doet ge als uwe kleine zijn speelkameraadje een blauw ket heeft geslagen?
a. ge biedt de moeder uw excuses aan voor het wangedrag van uw zoon.
b. ge koopt een speelgoedje voor het kind
c. ge slaagt uwe zoon ook een blauw ket. Dan weet hij tenminste wat hij de andere heeft aangedaan.
Ze hemme hem wa toekke gegeve en na eetem een koppel bla ketten.
(Ze hebben hem wat rammel gegeven en nu heeft hij een paar blauwe ogen.)
Ziet ge dat dan niet? Trekt uw keuten is open.
knikker, glazen bolletje, kinderspeelgoed
zie ook marbel, laveur, schiethuif, bolleket, boemeket
WNT:
Knikker, stuiter, in Vlaamsch België (De Bo (1873); Corn.-Vervl.); door vluchtige uitspraak ontstaan uit bonket, bol(le)ket.
Speelt gij liever met de ketten in het zand of op de stenen?
Kzen al men kette kwaait gerokt on mene maat. Ik ben al men knikkers verloren aan men vriend. (babushka, 21 aug 2014)
regenkoud
zie ook rinne
t’Is weer rinnekoud, ik heb liever vrieskou.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.