Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
persoon die fret, vreet, geulzig eet
vreter
zie ook fretten, freiter
vgl ertefretter
Gij zult eens gene fretter zijn zeker, alle puddingskes in 1 keer opgefret!
- iemand die letterlijk zijn eigen hart op(vr)eet
- een hypochonder, iemand die steeds zeurt over vermeende kwaaltjes
het woord is een samenstelling van hart (erte) en (vr)eter (fretter)
Het hart van de huisarts ging sneller kloppen toen hij merkte dat zijn volgende patiënt een hem bekende ertefretter was.
vreten, eten
ook: freiten
vgl. uitdr. bonen, de ~ gefret hebben
Vanavond fretten we worst met spinaziestoemp!
beginnen
OVT ik begost, gij begost, gijlie, gelle begost, hij begost, wijlie, welle begosten, zijlie, zelle of zeulle begosten;
VTT ik zèn begost
tegenwoordig verschuift de vervoeging door de invloed van media en onderwijs in de richting van AN: begon, begonnen
> prov. Antwerpen en Hageland
Ge moet niet verwonderd zijn dat ge priggel krijgt, gij zijt zelf begost met hem uit te schijten (uitschijten).
Welle begosten aan dat werkske en in een wip en een gauw was dat gefixt.
doodslaan
zie slagen
Wel je kan beter de mug doodslagen voordat het een olifant wordt! (Facebook)
De toeschouwers nu, als zij dat zagen, begosten te huilen en te tieren: “Deugniet! Judas! gooit hem buiten! Slaagt hem dood!” (Tooneel in een kleine stad – Felix Timmermans)
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.