Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
scherpe bocht
Freint (freinen) ne keer, of ge gaat in die chicane nog uit den bocht vliegen, halve zot!
bevestigend meervoud
zie ook: joak
- Hebben ze de stoelen binnen gezet?
- Joas.
het werkinstrument dat metsers en plekkers gebruiken om plaaster of mortel aan te brengen en om de oppervlakte gelijk te schuren
NL: plakspaan
Het is handig om een plakijzer te gebruiken bij het plaasteren van de muren.
1. iemand die overal blijft plakken
2. smerigaard, knoeier (ploasteren is bepleisteren)
3. een kind dat zijn moeder maar niet kan loslaten
vgl plaasteren, beplaasteren, plaaster, plaasterkalk, plaasterkalkpap
Mechelen, zuiderkempen: plekpleuster
Antwerpen: plakplëster
Antw. Kempen: plakpleuster
Brugge: plakploaster
WNT:
- Oneigenlijk, gewestelijk (b.v. in Antwerpen) voor: een vuile, morsige persoon.
Mie is ‘en plakplaaster, ze plakt daar ze staat van de vuiligheid, corn.-vervl. ’En plakplaaster van ’ne’ vent, Ald.
- Figuurlijk. Iemand die overal blijft plakken, die niet van opstaan weet, plakker.
Hij is bekend veur ’en plakplaaster, corn.-vervl. (1890)
Die plakploaster blùft overal plakken en zit dag en nacht op café (café, op ~).
Met plekpleusters een uur afspreken is onbegonnen werk.
kalkpoeder om plaaster te maken
gipspoeder
zie ook plaasteren, beplaasteren
vgl plakplaaster
De plaasterkalkpap die just vers gemaakt is uit water en plaasterkalk, voelt warm aan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
