Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
exploitant, manager
eigenaar
In Belgisch-Nederlands is uitbater neutraal, in Nederland wordt het alleen gebruikt om een ironiserend of soortgelijk effect teweeg te brengen. (vrt taal.net)
WNT: Uitbater, exploitant; ook: eigenaar. Alleen in Vl.-Belg.
De rol van de zaaluitbater als actor bij het ontwikkelen van een feest- en fuifbeleid is in het verleden misschien wel verwaarloosd.
exploiteren
zie ook uitbater, uitbaatster
In Belgisch-Nederlands is uitbaten neutraal, in Nederland wordt het alleen gebruikt om een ironiserend of soortgelijk effect teweeg te brengen. (vrt taal.net)
WNT: Jong Vl.-Belg. purisme voor fr. exploiter; vervolgens ook in N. Ned. (in de bet. 2)), m.n. ter vermijding van uitbuiten, dat ongunstiger associaties oproept.
1. M. betr. t. een bezit, een handel, een zaak: bewerken, beheeren met het doel deze productief, winstgevend te maken; exploiteeren.
2. Benutten, zooveel mog. voordeel trekken uit —, tot nut of voordeel aanwenden.
Mijn gebuur baatte vroeger een frituur uit.
exploitante, manager
zie uitbater
Google: .BE: 328000; .NL: 195000
De overvaller richtte het wapen op een van de uitbaatsters en eiste het geld van de kassa.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
