Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    moffel
    (de ~, (v.), ~s)

    mof, warmhouder voor de handen in bont

    zie ook moef

    VD2014: gewestelijk

    Oma had voor de drie meisjes een moffel in konijnenbont gemaakt, ze hadden heel de winter warme handjes

    Provincie West-Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 11 Oct 2014 06:51
    1 reactie(s)

    moef
    (de ~ (v.), ~fen)

    (1) zuur gezicht (alternatief: “een lip”)
    (2) slecht gehumeurd persoon

    zie ook: moenk
    synoniem: moefkop (Antwerpse Kempen)

    < Duits: Muff: een scheldwoord voor een knorrepot, een mopperaar, iemand die onbeleefd, ongemanierd, niet spraakzaam is

    WNT: zuidnederl. moef
    Een dergelijke term kan ook vanouds in Nederlandsche dialecten hebben bestaan: verg. bij de bo (1873) ”moef, lui en bolsterachtig mensch”; bij corn.-vervl. ”mo?f, onvriendelijk mensch, pruiler”, ook ”onvriendelijke, ongespraakzame vrouw of dochter”, waarnaast ”mo?fen, pruilen”.

    (1) Wa heeft ze voor, ze trekt weer zo’n moef?

    (2) Wa voor een moef is me da seg, die kan ook met niks lachen.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 11 Oct 2014 06:50
    2 reactie(s)

    moef
    (de ~ (v.), ~fen)

    een mof of moffel
    Het is een soort losse mouw, vaak van bont, waarmee men zijn 2 handen kan warm houden in de winter; soortgelijke koker aan elk van de handvaten van een fiets

    Antwerpen: moeffel, vr. -s
    Kempen: moef, moeffel

    > Fr. moufle

    MNW:
    Want, grove handschoen, in welken zin ook moffel voorkomt. Hoogstwaarschijnlijk is het woord in dezen zin op te vatten MLoep II, 669: “Smede die dat yser bluffen (slaan), spitter, delver mit horen muffen” . Doch men zou eig. eerder den naam van een werktuig verwachten.

    WNT: zuidnederl. moef
    - Eene soort van ruige losse mouw; in dien zin thans verouderd: wel nog gebruikt voor eene bekleeding van den arm bij meisjes, en dan eene soort van losse wollen mouw; ook wel, in de samenst. polsmofje, voor een bekleeding van den pols.
    - Eene soort van gewatteerden koker, van buiten meestal met bont bekleed, aan de twee einden open, en waarin men de beide handen steekt; als middel tegen de koude; bijna uitsluitend in gebruik bij dames. Verg. fr. manchon, afgeleid van manche, naast fr. moufle, dat men van een Germ. woord, verwant met mouw, wil afleiden.

    Bèste z’n moef vergèète? Ich vaor nimei trèg èste, stèèk z’n haan dan mêr èn z’n maole! (Zijt ge uw moffel vergeten? Ik vaar (= rij) er niet voor terug, steek uw handen dan maar in uw zakken)

    Provincie Limburg
    Bewerking door fansy op 11 Oct 2014 06:50
    0 reactie(s)

    moef
    (de ~ (v.), ~fen)

    een mof of moffel
    Het is een soort losse mouw, vaak van bont, waarmee men zijn 2 handen kan warm houden in de winter; soortgelijke koker aan elk van de handvaten van een fiets

    Antwerpen: moeffel, vr. -s
    Kempen: moef, moeffel

    > Fr. moufle

    MNW:
    Want, grove handschoen, in welken zin ook moffel voorkomt. Hoogstwaarschijnlijk is het woord in dezen zin op te vatten MLoep II, 669: “Smede die dat yser bluffen (slaan), spitter, delver mit horen muffen” . Doch men zou eig. eerder den naam van een werktuig verwachten.

    WNT:
    - Eene soort van ruige losse mouw; in dien zin thans verouderd: wel nog gebruikt voor eene bekleeding van den arm bij meisjes, en dan eene soort van losse wollen mouw; ook wel, in de samenst. polsmofje, voor een bekleeding van den pols.
    - Eene soort van gewatteerden koker, van buiten meestal met bont bekleed, aan de twee einden open, en waarin men de beide handen steekt; als middel tegen de koude; bijna uitsluitend in gebruik bij dames. Verg. fr. manchon, afgeleid van manche, naast fr. moufle, dat men van een Germ. woord, verwant met mouw, wil afleiden.

    Bèste z’n moef vergèète? Ich vaor nimei trèg èste, stèèk z’n haan dan mêr èn z’n maole! (Zijt ge uw moffel vergeten? Ik vaar (= rij) er niet voor terug, steek uw handen dan maar in uw zakken)

    Provincie Limburg
    Bewerking door fansy op 11 Oct 2014 06:47
    0 reactie(s)

    mof
    (den ~(m.), ~fen)

    scheldwoord voor Duitser

    Wikipedia: Mof is het scheldwoord voor een Duitser, dat vooral in het westen van Nederland en Vlaanderen gebruikt wordt.

    < Duits: Muff: een scheldwoord voor een knorrepot, een mopperaar, iemand die onbeleefd, ongemanierd, niet spraakzaam is. Waarschijnlijk niet vroeger in gebruik gekomen dan de 16de E. (WNT)
    Het reeds in de middeleeuwen bekende scheldwoord, waarmede men te Aken een Keulenaar (Kölsche muff, De Jager, Freq. 1, 401) en in Nederland een Duitscher pleegt aan te duiden. (MNW)

    De moffen verloren den oorlog.

    Regio Standaard Nederlands
    Bewerking door fansy op 11 Oct 2014 06:39
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.