Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1. kleefstof
2. plaksel, plaasterresten
1. Het pleksel van dat etiket is moeilijk van het glazen potje af te wassen.
Sommige etiketten van glazen conservenpotjes is er zo moeilijk af te weken omdat het pleksel zo hardnekkig is. Ook het afwassen met water en zeep lukt niet altijd.
2. Na het plekken van de muur is het tijd om het pleksel dat op de grond is gevallen, op te kuisen.
stukadoor, plakker
WNT: Plekker, pleisteraar (”Een plecker. Vn plastreur, de mortier ou d’argille”, plant. (1573); zie ook schuerm. 486 a (1865-1870))
Sommige Poolse plekkers zijn plekpotten, gelijk die kunnen smossen terwijl ze plekken
iemand die plakt, aanplakt
Met de keus ziet ge de plekkers affiches plakken op de daarvoor voorziene aanplakborden.
’s Avonds en ’s nachts plakken de plekkers affiches op de reklameborden langs de weg en tegen de gevels van de huizen.
1. iemand die plekt, een vrouwelijke plekker, plekpot
2. een vrouwelijk persoon die heel lang ergens blijft hangen op 1 plek
1. Plekplaastertje, wast uw snoephandjes eens eerst. Ze plekken van boven tot onder.
2. We zitten al meer dan 2 uur in den H&M rond te hangen, plekplaasters dat we zijn.
1. iemand die plekt, een vrouwelijk plekker, plekpot
2. een vrouwelijk persoon die heel lang ergens blijft hangen op 1 plek
1. Plekplaastertje, wast uw snoephandjes eens eerst. Ze plekken van boven tot onder.
2. We zitten al meer dan 2 uur in den H&M rond te hangen, plekplaasters dat we zijn.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.