Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
een of nen wilde, hevige, ruwe
SN: bruut
vgl. brutzak, bruttekee, bruteur, bruttes
Seg brutte, duwt mij zo es ni, sebiet doede mij nog een maleur.
Brutte madam, gooit die talloor zo es ni bij den afwas, seffens is die kapot.
gezegd van een magere vrouw met een te verwaarlozen boezem
zie ook: talloor, platte ~
Kempen: een plank met een gat in
Liske ès fél vermaogerd, ên ’t wos zau al mêr ’n plank mèt e koêt (koet) èn (Liesje is erg vermagerd, en ze was zo al maar een plank met een gat erin)
eetbord
West-Vl Kust: talloor
MNW:
Schotel, vooral dienende tot het snijden van vleesch, assiette; bij uitbreiding, evenals het laastgenoemde woord, in de bet. tafelbord (in de 16de en 17de eeuw).
Moet ik ook een diepe assiette zetten voor de soep?
eetbord
West-Vl Kust: talloor
MNW:
Schotel, vooral dienende tot het snijden van vleesch, assiette; bij uitbreiding, evenals het laastgenoemde woord, in de bet. tafelbord (in de 16de en 17de eeuw).
Moet ik ook een diepe assiete zetten voor de soep?
Opmaken, uitdossen
zie ook opgepatuut
Wordt eigenlijk niet vervoegd. Soms wederkerig, maar niet altijd.
Wederkerig: Ik kom sebiet, ik moet me nog oeptalloren.
Niet wederkerig: Ze was voor die receptie nogal oepgetalloord!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.