Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
van de nodige geldmiddelen voorzien, stijven, spekken
Zie maar dat ge goed gespijsd zijt als ge met de kinderen naar de kermis gaat.
De kas spijzen. (kas, de ~ spijzen)
liegen, beuzelen, iets wijsmaken
vgl. ook SN ‘met spek schieten’
In SN betekent spekken ook iets vullen, volstoppen; Misschien dat de betekenis hiervan komt: iemand volstoppen met leugens
Amai, hij is goed aan het spekken. Dat van zijn broer kan al niet kloppen om de eenvoudige reden dat em geen broer heeft.
van de nodige geldmiddelen voorzien, stijven, spekken
Zie maar dat ge goed gespijsd zijt als ge met de kinderen naar de kermis gaat.
De kas spijzen. (kas, de ~ spijzen)
het zitten hebben, er aan zijn (voor de moeite), er niet onderuit kunnen, ook: te diep in het glas gekeken hebben
zie jan, van ~ hebben, spek, het ~ aan zijn been hebben, zitten, het ~ hebben
Nu is het zijn beurt. Hij heeft het ook vlaggen.
(Bij de verkiezingen uitgekozen worden om te tellen)
Zie die daar waggelen, die heeft het ook goed vlaggen.
Er is ’t schijnt een griepepidemie. De Jean heeft het ook vlaggen.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.