Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
mier
< mierzeiker, uit mier en zeik
WNT, bij pismier: Evenzoo eng. pismire. Gewestelijke benaming voor de mier, die zoo geheeten wordt, omdat het insect een pisachtigen reuk afgeeft, of, naar het volksgeloof, de menschen bepist.
“Pis-miere, mier-seycke.” Formica (Kiliaan)
W’emme ne nest muurzeikers ier in den hof, dus past op waarda ge ga zitten.
een stuk spek
WNT:krip, krep: znw. v., ~pen
Van onzekeren oorsprong. Benaming voor een lapje vleesch, in verschillende streken in verschillende toepassingen, b.v. in de Kempen voor eene snee spek of hesp (zie CORN.-VERVL.; HOEUFFT, Bred. T.; Nav. 28, 70).
Krippe. Ofella, ofella porcina, KIL. (1599).
Een crippe ghebraden ossen vleesch, Bijbel v. Vorsterman (1528)
Wie wil er nog ne krep spek?
beroepsmilitair, beroepssoldaat
zie ook gamellenboefer
Als beroepsmilitair kon ik altijd al beter met miliciens overweg dan met de rest van de boefers.
dood, overleden
Afgeleide van KEVER-drager: de overledene draagt kevers in zich.
Hij was lang ziek en nu is hij kevendroager.
meine lakre is kevendrager: mijn echtgenoot is overleden
dood
Hij was lang ziek en nu is hij kevendroager.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.