Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
rilling, bibbering, huivering
WNT:
Rij(d)ering, mnl. rideringhe (koorts), rilling, siddering, huivering
- ”Rijderinghe. Tremor, horror”, KIL.
— ”Vreese ende reyeringe is my overcomen, ende grouwel heeft my rontom bedeckt”, MARNIX, Geschr. 2, 597;
- ”’t Gedacht alleen daer van, doet een op-mercker de hayren te bergen staen, en een rijeringh door de beenen schieten”, DE BRUNE, Bank. 2, 57 (1658).
Bwah! Ik krijg een kouw reiering over mijne rug. Er is vries en sneeuw op komst.
beven, bibberen, huiveren om velerlei redenen: schrik, koude, afgrijzen, afkeer, honger, dorst …
zie ook reieren
Ik raaijer van den honger, een goei talloor soep zou me goed doen.
de kamer boven de kelder
zie ook: voute(kamer), kelkkamer
Mijn vorig huis had een kellekamer, die ik gebruikte als schapraai.
kelderkamer, maar het was geen kamer in de kelder, wel een kamer boven de kelder, die uitgegraven was in de vorm van een half verdiep: half in de grond dus en half erbovenuit gebouwd, meestal met een bovengronds keldergat in de vorm van een klein venstertje. Die kamer deed in vele hoeves dienst als “master bedroom”: de boer en de boerin sliepen in de kelkkamer.
zie ook kellekamer
De boerin was ziek en meneer doktoor wist direct waar hij haar dan moest gaan zoeken: in de kelkkamer.
een leep persoon, een gewiekste, gladde persoon
Die uitgever kan het zo schoon aan boord leggen he. Ge moet goe zien dat ge er met uw 2 ogen niet intrapt want die is gelijk ne paling in nen emmer snot.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.