Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
1) donzig, zacht, snoezig
2) lief, schattig
3) suffig, soezig
1) Oh, dat is een doezig dekentje.
Een keeshondje heeft nen doezige pels.
2) Ons Woutje heeft zo’n doezig gezichtje als hij lacht.
3) Als ons Woutje juist geslapen heeft, dan is hij nog wat doezig en nog een beetje muug.
Ons Woutje was een zwart doezerke; hij en opa hadden in den hof patatten uitgedaan.
Leo ‘den doezer’ is voor niets zijne bijnaam.
Ons Woutje was een zwart doezerke; hij en opa hadden in den hof patatten uitgedaan.
Leo ‘den doezer’ is voor niets zijne bijnaam.
donzig, zacht, snoezig
Oh, dat is een doezig dekentje.
Een keeshondje heeft nen doezige pels.
1) sufferd, een duf iemand die niet erg spraakzaam is
syn. duts, dutske
zie ook doeskop
2) een persoon of een dier dat dik, log en loom is
vgl doos
WNT:
Iemand die weinig zegt, suffer.
Hij zit daar gelijk ‘nen does. Da’ meisken is maar ’nen does, CORN.-VERVL.
Iemand van een log voorkomen.
Wat dikke does is dat, SCHUERM. (1865-1870)
1) Herman Ilegems speelt, in de Vlaamse komische televisiereeks, de rol van does Walter Duts.
2) Die kater van de geburen is nen dikken does. Hij noemt niet voor niks Garfield. Het is dan nog nen witten en navenant waar die gezeten heeft is dat nen zwarten does.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.