Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
morsdood, zo dood als ne piet
WNT: Pietdood, zoo dood als een pier, morsdood (”Hij viel uit den boom en hij was pietdood”, CORN.-VERVL. 1967; zie ook SCHUERM. 1865-1870 en TUERL.)
Een bende jongens hadden een vreemde helemaal ineengepeerd (ineenperen) en voor pietdood achtergelaten.
Den Danny had teveel gedronken en hij was achter het stuur in ’t slaap gevallen. Hij knalde tegen een boom en hij was opslag pietdood.
ineenslaan, in mekaar kloppen
3 gasten hebben een andere gast zonder aanleiding ineengepeerd.
mannelijk geslachtsdeel, piemel, penis
WNT:
Het mannelijk lid, roede. In verschillende streken bekend, b.v. in Antwerpen (CORN.-VERVL.: piet), Vlaand. (DE BO 1873: pijt; TEIRL.: pietje)
Mijn piet krimpt helemaal van het koude zwembadwater.
kerkhof, pierenland
uitdr. naar pietenland zijn = gestorven zijn
WNT:
pietenland, pierenland, het kerkhof (CORN.-VERVL.)
In Herenthout zijn ze het pietenland aan ’t opkuisen; al die ouw graven gaan weg.
regenworm, pier
Hageland: piët
zie ook: piering, pirling, pielewuiter
terik, tetting, tettienk
WNT: Pier, aardworm.
Gewestelijk, b.v. in de Antwerpsche Kempen en een deel van Brabant.
De hinnen vangen pieten, CORN.-VERVL.
De grond zit hier vol pieten, Ald.
— Te Magerhal had men nog nooit een piet gezien. Zekeren dag kwam er een uit den grond gekropen, Volkskunde 24, 121.
Als ’t regent, komen er veel pieten uit de grond.
Als kiekens op de grond stampen dan komen de pieten naar boven.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.