Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Snoeischaar, handmatig of electrisch, werktuig om hagen te snoeien en of evtl een mooie vorm te geven.
De takken van de weir puilen langs alle kanten uit, we zullen ze met de weirscheir snoeien zodat ze er weer wat deftiger bijstaat.
haag, plantaardige muur
Laurier, Taxus, Hulst, Haagbeuk, en andere…
Tussen onze rijweg en die van de buren staat een weir.
De Normandische Bocage is berucht om zijn gigantische weiren.
een koele ruimte, veelal gewoon een ijskast of een kelder
De soep is afgekoeld, zet ze nu in de friste dan kunnen we ze morgen nuttigen.
“Ik word mottig van die warmte.” “Hiernaast is airco, zet u wat in de friste.”
equivalent van “geweest”
steeds gebruikt in combinatie met een ander werkwoord
ergens geweest zijn om iets te doen
in algemeen Nederlands gebruikt men hiervoor een combinatie met de werkwoorden “zijn” of “gaan”
We zimme wiste kijken → We zijn geweest om te gaan kijken → We zijn gaan kijken.
In Nederland gebruikt men “wezen”
We zijn wezen kijken.
langs
Geeft een hele route aan of een te passeren punt op een te nemen route.
Ik ben nast de wegel gekomen.
De voordeur is vast, ge moet nast de zijdeur buitengaan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.