Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Technisch gezien is het 2de deel van de tweeklank een doffe e, dus waa-ef of iet in dieje genr’, maar ik schreef het maar als waaif omdat de spelling aai voor veel mensen bekender is
En over uw puntje 1 / 2: oorspr. kon in dialect in het Brabants (prov Antw., VL-Bra) “wijf” ook echtgenote betekenen zenne. Nu zult ge dat nimeer zoveel horen (tenzij voor de zwans of heel plat), maar in de dialectatlas van zo’n 60 jaar geleden gaf het grootste deel van deze gebieden nog “wijf” op ipv “vrouw”.
In het Antwerps is weduwe ook “weef” (uitspraak neigt naar ‘weif’) en weduwnaar “wevenèr” (uitspr. weivenèr)
Dit is inderdaad een ander woord als “wijf”, uitspraak waaif.
Weef komt van weduwe > weeuw, en de w wordt dan f gelijk in nieuw > nief.
‘Weeuw(tje)’ schijnt nog lang in geschreven nederlands gebruikt te zijn vooraleer uiteindelijk volledig door de meer ouderwetse vorm “weduwe” te zijn vervangen. (in bijv. de dialecten van Noord-Brabant is die overgang w > f er niet geweest, en zegt men zowel weeuw als nuw (nieuw) met w.
Ja ik vond het ook.
Gisteren gehoord van een familiekennis uit regio Gent – Sint-Niklaas. Volgens google ook in de Denderstreek.
Wij (regio Antwerpen) keken haar allemaal vragend aan :-D nooit eerder gehoord.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.