Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
appelmoes, appelspijs
regio: in de streek van Geraardsbergen en Oost-Vlaanderen
Woordenboek der Nederlandsche Taal: trot: znw. m.
1. Weeke, brijachtige massa.
a. In den vorm trot en trut, Joos (1900-1904), (Teirlinck) voor: vruchtenmoes, inz. appelmoes.
Appeltrot met beuling, dat is lekker eten.
grap die men op 1 april uithaalt
NL: aprilgrap
< Frans: poisson d’avril
Typisch Vlaams: Belgisch-Nederlandse Standaardtaal; Gangbaarheid: 4; Vlaamsheid: 6
Van Dale 2013 online: Belgisch-Nederlands
gwnt: Zuidn. gallicisme
zie ook verzenderkensdag
Papieren aprilvis op de rug van een jongen
Kernenergie als klimaatoplossing? Dat moet een aprilvis zijn …
De Rode Loper bakte een aprilvis: Betty Owczarek en Eline De Munck hebben dan toch geen plannen om Kathleen van K3 op te volgen.
smossen, morsen
/’sm.e g.e l.en/ (3x doffe e)
Je boterhammen niet in de living opeten, je smeuggelt alles vol!
morsen; snoepen
vgl. smosjtereer
zie ook: smossen
vnl. in het Brusselse
En als ge nu nog smos(j)tert, kunt ge het zelf opkuisen!
Als gij zo blijft smos(j)teren, gaan uw tanden uit uw smoel vallen!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.