Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
kalf, lomperik
uitspraak met doffe u
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt):
Een in Zuid-Nederland gewone naam voor een zeer jong kalf; wellicht is dit woord gevormd met het suffix ‘îna’, dat dikwijls voorkomt in namen van jonge dieren, waarbij men echter het onz. geslacht zou verwachten.
- “De muttekes staan in hun stal” De Cock en Teirlinck Kinderspel & Kinderlust in Zuid-Nederland (1902).
- Oneigenlijk, een klein kind; een dommerik, een sul (…)
- Samenst. Muttenstal (Joos (1900-1904), meuttentuischer, ”schacheraar in kalven” (Cornelissen-Vervliet (1899-1906)
Van Dale 2018: mutten
niet algemeen
1. kalf
2. domme jongen
Welke mutten heeft dat nu weer uitgevonden?
Inne minne mutten
10 pond grutten
10 pond kaas
inne minne mutten is de baas
dom, onhandig iemand
ook in Hageland, Vlaams Brabant
Antwerpen: scheldwoord voor onnozelaar, scharminkel
Kempen: scheldwoord voor achterlijke aap, onnozelaar
Leuven: matteko
Halle: mettekou
Vlaamse Ardennen: martiko
Mechelen: onnozele, onnozelaar, onhandig iemand
Niel: mettekoo: rug
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): modern lemma: marteko, ook wel martiko
In Zuid-Nederland een naam voor den aap, en zooals De Bo (1873) opmerkt, bepaaldelijk voor het jong van den aap. Mocht men dus denken aan een diminutief, dan moet men wel vragen of Marteko een verkleining zou kunnen zijn van Martijn (bij Kiliaan (1588) ook Marte), vanouds een naam van den aap (…) maar een vorm martico is in het Fransch niet aangewezen."
Marticot bestaat niet in het Frans, maar wel in het Waals waar het makaak (Macaca) betekent (Waalse wikipedia).
Als ge drie keer zout op de patatten doet, zijt ge toch wel nen echten metteko!
spoel voor garen, garenklos, spoelklos, klos
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): Bobijn:
- garenklosje, al of niet met garen omwonden. Thans alleen in Zuid-Nederland.
< Het woord is vroeg ontleend aan Frans bobine ‘spoel’ (1544); het heeft de diftongering van – ? – naar – ij – meegemaakt.
Van Dale online: Belgisch-Nederlands
vnw: een bobijntje garen: een klosje garen
Zet het bobijntje bovenop het naaimachien voor ge begint.
1. losbol, lichtjes op zijn kop gevallen niet ernstig te nemen persoon
2. kwibus, kwiet, kwiebel, kwieten
soms ook bistenkwiebel
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): kwistenbijbel
Uit Westvlaams kwiste `ruzie’ en bijbel (?): (West-Vlaanderen) Ruziezoeker.
Van de Vyvere bekeek hem eens, als wou hij zeggen: ”Hela, kwistenbiebel, braaf zijn, hein! Of anders …” En De Jaegere was braaf, en bij de naamafroeping stemde hij, de eerste van de heele kamer: Jaaa! De West-Vlaming 6 Dec. 1930
1. Zie die kwistenbiebel daar nu eens bezig! Hij is bezig de straat proper te maken met handborstel en vuilblik.
2. Hela kwistenbiebel, ge houdt het schilderij op zijne kop!
horizontale plank in een kast of tegen een muur, bedoeld om voorwerpen op te bewaren
Woordenboek der Nederlandsche Taal (wnt): schab. Andere vorm naast schap. Plank in een kast of langs een wand, tot bergplaats bestemd. In Zuid-Nederland.
Voorbeelden
In de wasserij lagen er honderden pakken gestreken was, in grauw papier (papier, grauw ~) ingepakt, op hoge rijen schabben opgetast, tot ze met de stootkar thuis bij de klanten werden afgeleverd. Dien tijd is lang voorbij.
Voor mij nen trappist van ’t schab. Dat is altijd veel lekkerder dan ene uit de ijskast.
Artikel 2dehands.be: staand rek + bijhorend schab om aan de muur te bevestigen. (Turnhout)
Op het hoogste schab bevonden zich flesschen anijs en jenever, (V. Loveling, Hoofd v. ’t huis 80, Gent).
> zie ook schap, vensterschab en andere betekenis van schab
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.