Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    tjeef
    (de ~ , tjeven man. zelfst. nw.)

    spotnaam voor een katholiek, bij uitbreiding een christen-democraat.
    Een (even pejoratief) synoniem is kaloot. Het geheel der tjeven noemt men de tjeverij. Ook wel eens geschreven als tsjeef, seef of dzeef (die laatste twee vooral in de Vlaanders).

    < De Tjeefkens was de geuzennaam van de leden van de Sint-Jozefskring in Gent. Tjeef is afgeleid van de Franse uitspraak van Jozeph.

    zie ook tsjeven, sis, kattekop, papenplekker, japneus, tjevenstreek
    vergelijk sos

    De tjeven hebben de verkiezingen gewonnen.

    Ik zou het respecteren wanneer Leterme zegt dat hij vanuit zijn levensbeschouwing vindt dat er van een uitbreiding van de euthanasiewetgeving geen sprake kan zijn. (…) Alleen vermijdt Leterme systematisch die confrontatie van meningen, ook in zijn ‘goed bestuur’-gebedsmolentje (…). In de goede oude tijd werd dat wel eens omschreven als ‘tjeverij’. (Yves Desmet in De Morgen, 9 juni 2007)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 15:49
    1 reactie(s)

    kaloot
    (de ~ (v./m.), -en)

    een katholiek, bij uitbreiding een christen-democraat

    Afkomstig van het Franse calotte. Een (even pejoratief) synoniem is tjeef.

    West-Vl.: kalote

    Van Dale 2018: kalot
    1677 < Frans ca­lot­te (sche­del­kap­je, kap­je)
    1. vaak ver­klein­vorm muts­je dat rooms-ka­tho­lie­ke bis­schop­pen, vroe­ger ook pries­ters, op de kruin dra­gen
    2. me­to­ny­misch; niet al­ge­meen; ver­ou­derd spot­naam voor kle­ri­kaal
    a ver­ou­derd; in ’t meer­voud de par­tij van de kle­ri­ka­len

    De kaloten hebben de verkiezingen gewonnen.

    A bas la calotte!

    “Hij die ’t licht niet kan verdragen der Geen Taalse zon,
    hij weze een kaloot of een bekrompen franskiljon.” (studentenlied)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 15:48
    2 reactie(s)

    calotte
    (de ~, ~n vr. zelfst. nw.)

    studentenmuts van Franstalige katholieke studenten in België
    hoofdbedekking van katholieke geestelijken
    zie ook kaloot

    Zucchetto Vescovile
    Paarse calotte van de bisschop

    Calotte en calottins in het a bas la calotte verwijzen naar het instituut van de kerk. Calotte is een scheldwoord voor de clerus en calottins slaat op zwartrokken, een spotwoord voor de dragers van dat hoedje.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 15:08
    1 reactie(s)

    kaloot
    (de ~ (v.), -en)

    een katholiek, bij uitbreiding een christen-democraat

    West-Vl.: kalote

    (kaloot is mannelijk in Antwerpen)

    Afkomstig van het Franse calotte. Een (even pejoratief) synoniem is tjeef. Zie ook tsjeven, kattekop, sis

    < kalot: (1677) <Fr. calotte
    (vaak verkleinv.) mutsje dat r.-k. bisschoppen, vroeger ook priesters, op de kruin dragen
    (vandaar, gewestelijk, verouderd) spotnaam voor klerikaal
    (in ’t mv.) de partij der klerikalen (Van Dale 2005)

    De kaloten hebben de verkiezingen gewonnen.

    A bas la calotte!

    “Hij die ’t licht niet kan verdragen der Geen Taalse zon,
    hij weze een kaloot of een bekrompen franskiljon.” (studentenlied)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 15:06
    2 reactie(s)

    frak
    (de ~ (m.), ~ken)

    jas, mantel, kledingstuk voor buiten voor mannen, vrouwen, kinderen 

    < Een frak was oorspronkelijk een net herenkledingstuk (op het bovenlichaam) dat elke dag gedragen kon worden. Bij de veranderende mode (lange jassen werden steeds gewoner) veranderde de betekenis van het woord frak in de 18e eeuw in het Zuid-Nederlandse taalgebied mee. In Nederland nam ‘jas’ deze rol over en evolueerde de betekenis van frak juist de andere kant op, tot een chic herenkledingstuk dat alleen bij bijzondere gelegenheden wordt gedragen. (etymologiebank)

    Van Dale 2018 online : 1782 < Frans frac of Duits Frack < En­gels frock < Oud­frans froc (mon­niks­pij)
    1. lang­pan­di­ge he­ren­jas
    = rok­jas
    2. BE; niet al­ge­meen jas van een kos­tuum, jas in het al­ge­meen

    Zurich Fashion (6673273169)

    Doet uwe frak maar aan, het is koud buiten!

    “Frak” was ook het zwarte kledingstuk, gedragen door de “suisse” (naar analogie met de Zwitserse wachten in het Vaticaan) in de kerk. Dat waren zwarte lange jassen zonder knopen, maar versierd met zwarte noppen op schouder en arm.

    Uitdrukkingen:
    - Uwe frak afdraaien is in Antwerpen: (een beetje tegen uw goesting) hard werken (als enige, soms met weinig appreciatie en resultaat). ‘k Zalle k’ik mijne frak wel afdraaien terwijl dat die ander in ’t café zitten.

    Zo de wind waait, waait m’n frakse wordt gezegd van mensen die uit opportuniteit hun mening veranderen.
    Eerst was hij bij de sossen (de socialisten), nu zit hij bij de blauw omdat ze voorspellen dat die bij de verkiezingen gaan winnen: zo de wind waait, waait z’n frakske.

    amai mijne frak: in het Engels: Oh my God

    Amai mijne frak, ’t is warm.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 11 Apr 2018 14:29
    9 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.