Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
Snij selder heeft een bossige groei, dus met vele stelen aan één plant (vandaar de naam bosselder). Snijselder heeft een sterk aroma, waardoor de plant volgens sommigen eerder bij de kruiden thuis hoort. Je mag er stengels afsnijden, de plant groeit weer aan. Vandaar de naam snijselder.(mijntuin.org)
Van Dale 2017 online: BE
SN-NL: snijselderie
- wordt in Antwerpen soepselder genoemd
> verzamellemma groenten en fruit
Selder is een bladgroente met een pittige smaak. Groene selder wordt ook wel blad-, snij-, struik- of bosselder genoemd. Het is een pittige groente die gebruikt wordt voor het kruiden van gerechten. Witte selder (of bleekselder) is minder sterk dan de groene snijselder. Toch kan hij perfect gebruikt worden om een bouillon of een soep te kruiden. Knolselder hoort ook nog tot de familie maar verschilt in smaak en bereiding. (libelle.be)
donkergroene groene selder met dunne holle stelen, vooral gebruikt in soep. (Apium graveolens var. secalinum)
Van Dale: soepselder
zelfstandig naamwoord • de m • g.mv.toegevoegd in 2010
BE bleekselderie
vormvariant soepselderie, soepselderij
> Soepselder is geen bleekselder (Apium graveolens var. dulce).
zie snijselder
> verzamellemma groenten en fruit
“In vergelijking met de snijselder, heeft groene selder (met holle steel) minder stelen. Hij is iets minder winterhard. Rond Antwerpen en Mechelen is dit de groene, zeer courante soepselder.” (mijntuin.org)
“De groene selder of zoals mijn ouders en grootouders het beter verwoordden: de soepselder.” (10x Heerlijke Seldersoep recepten )
“Dunne groene selder (soepselder zoals mijn moeder het noemt), heeft een meer uitgesproken smaak, en de bladeren verwerk je best niet door de soep.” (gezondesoep.com)
lijsterbes (boomsoort) Duits ‘eine Eberesche’.
< Woordenboek der Nederlandsche Taal: Haveresch
Een naam voor de lijsterbes of kwalsterboom, Sorbus aucuparia (zie b.v. Dodon. (ed. 1608).
Het tweede lid is misschien de boomnaam esch (wegens overeenkomst in den vorm der bladeren?).
Het eerste heeft stellig wel met haver niets te maken.
- Hauer-essche. Fraxinus bibula, sorbus siluestris, Kiliaan (1599).
- Haveressche, kwalsterboom, De Bo (1892).
< J. Vercoullie (1925), Beknopt etymologisch woordenboek der Nederlandsche taal:
haveresch v. (kwalster), + Hgd. abrésche, éberesche en ebritze: zoo ook Holl. háveresch en Vlaams haverésch: het 2e lid is wel esch (wegens de bladen); het 1e is hetz. als het Frans synoniem avrelon, dat wellicht aan ’t Germaans ontleend is
Een haveres krijgt in ’t najaar van die rode bollekes.
(gebruikt in:
Een sneetje kruidekoek tussen je stutte smaakt goed.
zwarte aaskever
NL: slakkenaaskever
WNT: lijkbidder: gewestelijke benaming voor een zwarten aaskever, Silpha atrata (corn.-vervl.)
Het is lang geleden dat ik nog een lijkbidder gezien heb. Vroeger in den hof bij mijn ouders, kwamen we er geregeld wel eens ene tegen.
De lijkbidder voedt zich met alle soorten afval gelijk als kadavers, uitwerpselen… en kan in de zomer plaatselijk zeer talrijk zijn.
> andere betekenis van lijkbidder
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.