Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
onhandig prutsen
WNT:
2. Knoeiwerk verrichten.
“Dat is niet naaien dat ge doet, dat is knosselen” Joos (1900-1904).
Dat gaat hier nog efkens duren, die staat daar al een half uur te knosselen.
onhandig prutsen
WNT:
2. Knoeiwerk verrichten.
“Dat is niet naaien dat ge doet, dat is knosselen” Joos (1900-1904).
Dat gaat hier nog efkens duren, die staat daar al een half uur te knosselen.
borsten, tetten
Die trees liet maar al te geire me heuren uier spelen.
opeten, verorberen
in Antwerpen: in zijn zjup slaan
Er was nog wat overschot, maar hij heeft het allemaal in zijn zip geslagen!
voetpad, ook plansier, trottoir
WNT: Uit oudfrans planchier, frans plancher, met wijziging van ch in k onder invloed van plank, of uit een picardischen vorm met k.
De met steenen geplaveide zoom of stoep langs het huis of den stal. Vandaar in Z.-Nederl. ook als naam voor het verhoogde voetpad dat langs de huizen aangelegd is voor de voetgangers; trottoir.
“De plankieren in de stad dienen tot voetpad aan de voetgangers” De Bo (1873).
MNW: In het tgw. W.-Vlaamsch beteekenen plankier, plankies, plankiet niet meer een houten vloer, maar een smalle steenen straat, nl. “een trottoir” (De Bo; Schuermans).
Tegenwoordig rijden er meer fietsers op het plankier dan op de baan.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.