Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
kalf, (fig.) dommerik
e moetteke: kalfje
vnl. in de uitdr. “moettekes zitte èn de stal” (zegt men tegen een kind dat iets “moet” hebben)
vgl. metteke- (mettekensknieën)
zie ook meutte
West-Vlaand.: mutten
Wao ne moette! (wat een stommeling)
iemand die heel nauwkeurig is in doen en laten
een heel precies iemand (pietje precies)
in Antw.: ne justepier
zie ook pierke-zjust
Mijn echtgenoot is een nieuwe vloer aan het leggen. Het moet tot in de perfectie afgewerkt zijn. Zo’n justepee!
een korte njet krijgen op een verzoek
de deur gaat voor zijn neus dicht
ze sturen hem weg
hij mag opstappen
hij zal die kans niet krijgen
hij wordt genegeerd enz…
< het schuifje was het luikje in de houten wand van de biechtstoel dat de priester openschoof toen men ging biechten. Als de zonden te erg werden bevonden schoof de biechtvader het schuifje genadeloos dicht, zonder pardon, letterlijk en figuurlijk.
Het schuifje krijgen betekende dus voor de penitent: geen absolutie.
Hij wou graag bij zijn vriendin blijven slapen maar … hij kreeg het schuifke.
melkkalf
zie ook meutte
/m.e t.e/
Sta daar niet zoals een onnozele meute te gapen.
kalf
/’m.e t.e/
Hageland: meutteke (altijd verkleinwoord)
ook pejoratief (meutte: lomperik)
Naast de koeien staan er ook veel meuttes in de wei.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.