Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
afsnijden, afknippen, afscheren
zie ook gras afdoen
Zijn vrouw herkende hem bijna niet meer toen hij zijnen baard had afgedaan.
Ik heb de laatste keer de haag nog eens afgedaan, de volgende keer zal in de volgende lente zijn.
Hij had heel het grasveld afgedaan met een duwerke. ’s Avonds was hij poempaf.
benaming voor vogelgeluid
‘tsjip tsjip tsjip’: lokroep voor vogels
“Wij wandelen den tuin door, hij zonder te huilen, ik zonder spraak. Op Willem’s veld wordt hij door onze musschen begroet. Ik blijf staan en zeg ‘Tsjip’. En in zijn mondhoeken ontluikt een glimlach.” Willem Elsschot.
1 zinkput
2 klein putteke fungerend als kolk met stankafsluiter
1 De sterfput is vol, hij moet dringend worden leeggemaakt.
2 Het sterfputteke stinkt, het zal zeker gaan onweren.
valse vrouw, een leugenaarster
Gij se valse tik, achter mijne rug gaan roddelen!
Ze zei dat ze naar huis ging, maar ze ging nog langs de Linda, de valse tik.
benaming voor vogelgeluid
‘tsjip tsjip tsjip’: lokroep voor vogels
“Wij wandelen den tuin door, hij zonder te huilen, ik zonder spraak. Op Willem’s veld wordt hij door onze musschen begroet. Ik blijf staan en zeg ‘Tsjip’. En in zijn mondhoeken ontluikt een glimlach.” Willem Elsschot
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.