Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door de Bon

    vermengelen
    (ww. vermengde, vermengd)

    vermengen, mengelen

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: vermengelen
    — vermingelen —, Van mengelen met ver- of frequentatief van vermengen. Middelnederlands vermengelen. Het woord werd na de 17de e. nog slechts gewestelijk in Vlaams-België en Sittard, en daarnaast in Winkler, Oud Ned. 64 (1888) aangetroffen.

    Als ge dat huis zag, alle stijlen door elkaar vermengeld, dat trok echt op niks…

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Mar 2020 15:45
    0 reactie(s)

    inslag
    (de ~ (m.))

    voeding

    Woordenboek der Nederlandsche Taal: Modern lemma: inslag
    znw. m. Middelnederlands inslach. Van Inslaan. In verschillende beteekenissen, abstract en concreet.
    - Wat men naar binnen, te lijve slaat: eten, voedsel, kost. In deze betekenis in Noord-Nederland onbekend.
    “Pap en soepe en wortels is zachten inslag.”
    “De boden hebben daar goeden inslag.”
    “Hij krijgt thuis geenen inslag genoeg.”

    Ge zijt veel te mager, ge moet wat meer inslag hebben.

    Regio Antwerpen
    Bewerking door de Bon op 07 Mar 2020 15:44
    0 reactie(s)

    pullen
    (ww.: pulde, gepuld)

    pulken, peuteren, kleine stukjes aftrekken, afprutsen, krabben
    zn: het gepul
    puller: iemand die pult

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Stellig het grondwoord van pulken en nauwverwant met puilen. Alleen gewestelijk in Zuid-Nederland. ”Met de nagels, met een mesje enz. aan iets peuteren of plukken” (Cornelissen-Vervliet)

    Etymologiebank, bij pulken:
    Wellicht is pullen de oorspronkelijke vorm en is pulken daarvan afgeleid met een k-achtervoegsel. Als de oorspronkelijke betekenis van pullen ‘trekken’ is, is dit woord verwant met Engels pull ‘trekken’ < Oudengels pullian ‘plukken, trekken’ en met Middelnederduits pülen ‘lospeuteren’. De verdere herkomst is dan onbekend.
    Een andere, meer waarschijnlijke, mogelijkheid is dat het woord teruggaat op hetzelfde vulgair-Latijnse woord *piluccare ‘uitpluizen, pellen, plukken’ als ? plukken, zie aldaar. Pulken is dan een vorm met metathese.

    Toen mijn dochter klein was, pulde ze altijd met haar klein wijsvingertje stukjes uit het vers ongesneden brood.

    Gij, kleine puller, nu is er een gat in mijn tafellaken.

    Dat gepul aan dat behangpapier moet stoppen. Straks kan ik terug gaan plekken.

    Haakes (zie: bweik), dieje zit in zijne neus te pullen. (De Ronnekes, 13 juli 2014)

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 07 Mar 2020 15:40
    0 reactie(s)

    pullen
    (ww.: pulde, gepuld)

    pulken, peuteren, kleine stukjes aftrekken, afprutsen, krabben
    zn: het gepul
    puller: iemand die pult

    Woordenboek der Nederlandsche Taal:
    Stellig het grondwoord van pulken en nauwverwant met puilen. Alleen gewestelijk in Zuid-Nederland. ”Met de nagels, met een mesje enz. aan iets peuteren of plukken” (Cornelissen-Vervliet)

    etymologiebank:
    pulken ww. ‘peuteren’
    Nnl. pulken: ‘peuteren’ in sy pulkt in haar Neus (1706; WNT)
    gewestelijk in zuidelijke dialecten ook pullen ‘id.’ (1893; WNT).
    Wellicht is pullen de oorspr. vorm en is pulken daarvan afgeleid met een k-achtervoegsel. Als de oorspr. betekenis van pullen ‘trekken’ is, is dit woord verwant met Engels pull ‘trekken’ < Oudengels pullian ‘plukken, trekken’ en met Middelnederduits pülen ‘lospeuteren’. De verdere herkomst is dan onbekend. Een andere, meer waarschijnlijke, mogelijkheid is dat het woord teruggaat op hetzelfde vulgair-Latijnse woord *piluccare ‘uitpluizen, pellen, plukken’ als ? plukken, zie aldaar. Pulken is dan een vorm met metathese.

    Toen mijn dochter klein was, pulde ze altijd met haar klein wijsvingertje stukjes uit het vers ongesneden brood.

    Gij, kleine puller, nu is er een gat in mijn tafellaken.

    Dat gepul aan dat behangpapier moet stoppen. Straks kan ik terug gaan plekken.

    Haakes (zie: bweik), dieje zit in zijne neus te pullen. (De Ronnekes, 13 juli 2014)

    Regio Antwerpse Kempen
    Bewerking door de Bon op 07 Mar 2020 15:34
    0 reactie(s)

    uitbater, de kleine ~
    (uitdr.)

    de kleine zelfstandige

    zie ook uitbaten, uitbaatster
    vgl de grote mannen

    Voor de kleine uitbater is het moeilijk knokken tegenover de uitbaters van een grote supermarkt of een winkelketen.

    De kleine uitbaters. (West-Vlaming 31 Mei 1930; Woordenboek der Nederlandsche Taal).

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door de Bon op 07 Mar 2020 15:31
    5 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.