Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
vuillak, vuil of gemeen mens
uitspraak Limburg: voelak
Toen de kwakzalver het schavot werd opgeduwd braakte hij alle schanddaden uit die deze vuillik van een paus had weten te begaan. (Louis Paul Boon: Het Geuzenboek.)
eigenlijk toemaat
etgras, gras dat voor een tweede keer gemaaid kan worden
< toemaat (nagras) {1556} van middelnederlands toe (erbij) + een afleiding van maaien, vgl. engels aftermath. (Van Veen en N. van der Sijs)
in de Kempen: toemmert
“Toemate van hoy, het hoy dat wast na de eerste hoyinge”, Plantijn (1573).
een klein snoepje van eender welke soort
een groot stuk snoep wordt ‘nen bab’ genoemd
zie ook babbel, opbabbelen, leegbabbelen, babbelen, bolleke
< Herenthout, Lier
Hie menneke, moet gij een babbeke hebben? Steekt dat maar rap in eive (uwe) mond.
opsnoepen
zie ook babbelen, babbel, leegbabbelen
< Lier
Hoe, er zijn geen babbekes meer? Hebt gij alles dan opgebabbeld?
gereed om te vallen
WNT: Vallensgereed, (gewestelijk) gereed om te vallen, b.v. van een boom. CORN., Bijv. (1938)
Dat glas staat vallensgereed. Zet dat wat verder op tafel.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.