Vlaams Woordenboek logo

Het Vlaams woordenboek


Index

A B C D E F G H I J K L M N O P Q R S T U V W X Y Z

Log in

Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.

Uw gebruikersnaam
Uw geheime paswoord

  • Log in
  • Wijzigingen door fansy

    manneke, het ~ zijn
    (uitdr.)

    1) het beste, iets wat helemaal aan de verwachting voldoet
    2) in het centrum van de belangstelling (willen) staan

    1) “’t Strand van Sint-Anneke
    voor mij is da ’t manneke
    daar kan niks of niemand ni aan.” De Strangers

    2) Met zijn plechtige communie was hij ’t manneke natuurlijk. Hij kon niet genoeg krijgen van al die aandacht, en vooral niet van de cadeaukes.

    Hij dacht dat hij ’t manneke was met zijn schoon kostuum achter het stuur van zijne porsche. Maar hij sloeg bleek uit toen er ne ferrari naast hem kwam parkeren.

    Provincie Antwerpen
    Bewerking door fansy op 05 Apr 2017 16:50
    1 reactie(s)

    pak aan iets hebben
    (uitdr.)

    een houvast aan iets hebben

    Ik heb al dikwijls de bijbel gelezen, maar ik heb er geen pak aan.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 05 Apr 2017 16:48
    0 reactie(s)

    pak aan iets hebben
    (uitdr.)

    ee houvast aan iets hebben

    Ik heb al dikwijls de bijbel gelezen, maar ik heb er geen pak aan.

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 05 Apr 2017 16:48
    0 reactie(s)

    gast
    (de ~ (m.), ~en)

    kerel, manspersoon
    ook als aanspreking

    Van Dale: 4 (informeel) persoon
    WNT: gast: verkl. gastje, in de volkstaal gasje

    Die gast moet niet denken dat hem het manneke is (manneke, het ~ zijn). Anders maken we hem een koppeke kleiner (fig.). We zullen hem eens mores leren.

    Zeg gast, ’t zal al wel genoeg geweest zijn zeker?

    Hela gasje, rustig aan hé! (gastje)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 05 Apr 2017 14:30
    0 reactie(s)

    gast
    (de ~ (m.), ~en)

    kerel, manspersoon
    ook als aanspreking

    Van Dale: 4 (informeel) persoon

    Die gast moet niet denken dat hem het manneke is (manneke, het ~ zijn). Anders maken we hem een koppeke kleiner (fig.). We zullen hem eens mores leren.

    Zeg gast, ’t zal al wel genoeg geweest zijn zeker?

    Hela gasje, rustig aan hé! (gastje)

    Gans Vlaanderen
    Bewerking door fansy op 05 Apr 2017 14:08
    0 reactie(s)

    Nieuwe versie!
    Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze GitHub.

    Het Vlaams woordenboek  |  Concept en realisatie door Anthony Liekens

    Creative Commons License

    Het Vlaams Woordenboek by Anthony Liekens is licensed under a Creative Commons Attribution-NonCommercial-ShareAlike 4.0 International License.