Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
neerleggen, zich neerleggen
neerliggen
Ik heb zeer in mijn benen, ik ben content dat ik mij kan daalzetten. En ik peis da ’k strak mij effekes ga daalleggen en een uiltje vangen.
Blijft daar vanaf! Leg dat daal, sebiet is ’t kapot!
1) bijna
2) straks
VD online: gewestelijk
WNT: Strak: Bijna, haast. In Brab.
- Ik was het strak vergeten, hoeufft, Bred. T.
- Is da’ werk strak gedaan? Oe’ kinderen zijn strak groot. ‘t Is strak twee jaar ’le(d)en dat ek ’em nie’ meer gezien heb, corn.-vervl.
ook in sommige Kempische regio’s
1) Hij viel strak, zo dronken was hij.
Nu niet opgeven, je bent er strak.
Hoe kan je te warm hebben, je hebt strak niets aan.
2) Je moet gaan slapen, het is strak donker.
neerleggen, zich neerleggen
neerliggen
Ik heb zeer in mijn benen, ik ben content dat ik mij kan daalzetten. En ik peis da ’k strak mij effekes ga daalleggen en een uiltje vangen.
Blijft daar vanaf! Leg dat daal, sebiet is ’t kapot!
zich neerleggen
neerliggen
Ik heb zeer in mijn benen, ik ben content dat ik mij kan daalzetten. En ik peis da ’k strak mij effekes ga daalleggen en een uiltje vangen.
Blijft daar vanaf! Leg dat daal, sebiet is ’t kapot!
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.