Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
- smosachtig, gesmos, het smossen
- iemand die veel smost
Een smosserig jobke is een pot, vaas e.d., maken uit klei en water, al of niet op de draaischijf.
Ge zijt zo smosserig vandaag, ge kuist niets direct op (opkuisen). Dat zijn we van u niet gewoon.
1) ingraven
2) ontpitten: zie pitten, kersen ~
3) Mest in putjes naast de tabaksplanten doen
4) pitten van aardappels: SN
5) Een ronde hoop van aarde maken en middenin er een stok voor de hopplanten steken. Bij Westvlaamsche hopboeren.
VD2014 online: gewestelijk putten, inkuilen
WNT: Mnl. pitten: gewestelijke bijvorm van putten.
Van tabak: mesten, vetten, door de mest in kuiltjes naast de planten te doen. In Vlaanderen.
1) Eerst een rij putjes graven, water erin gieten, de plantjes er inzetten, met jeir pitten en de scheuten vastzetten.
2) Dit jaar heb ik veel kriekengelei kunnen maken maar de vruchten pitten was een langdurig en smosserig jobke.
3) Het pitten van tabak noemt men pitvetten. (West-Vlaanderen: Wervik, Harelbeke)
4) De lelijke donkere puntjes op een patat moeten gepit worden alvorens ze voorts te bewerken.
5) Dat hommelhof zal wel een pond te pitte (voor elken pit) geven, de bo (1873) (WNT)
het ontpitten van kersen alvorens ze te bewerken tot gelei of spijs
zie ook pitten
Van kersen pitten krijgt ge blauwe vingers.
In juni heb ik heel wat kersen gepit om er lekkere gelei van te maken.
1) put, kuil: algemeen
2) de put waar de (hobby-)garagist, de auto’s over rijdt om aan de onderkant ervan te kunnen werken
VD2014 online: pit, met betekenis put, niet in VD
wel het ww. pitten: putten, inkuilen: gewestelijk
ONMW: oudste attestatie 855, vroeg-germaansche oorsprong
VMNW: oudste attestatie: Gent, Oost-Vlaanderen, 1210
waterput; put; kuil; graf; kerker; beerput; sluisput; greppel; diepte
MNW: pit, put, hol, onderaardsche gevangenis (begin 14deE)
In de vlaamsche tongvallen is nog heden pit naast put bekend.
WNT: pit, pitte, put; pit als een ontronding uit put.
In Vlaanderen: kuil, diepte, gat, grafkuil, graf
Bij Westvlaamsche hopboeren: een aardhoop, ronde ophooging van aarde, waar middenin een staak voor de hopplanten staat.
1) Tijdens het wandelen zijn we veel pitten in de zandweg tegengekomen die vol water stonden van de afgelopen regenval de laatste dagen.
2) Ben naar de autokeuring geweest en 1 van die controleurs heeft mijn wagen over de pit gereden om de onderkant ervan te kunnen keuren.
Zeer oude benaming voor opa. Soms ook wel gebruikt voor dooppeter.
VD2014 online: pitje: gewestelijk
Morgen komen ons mit en ons pit.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.
