Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
tol, draaitol, in hout dat men met een koord kan laten draaien op een ijzeren punt.
zie ook top
NL: een priktol
De pindop is 7 cm hoog, loopt conisch naar order en heeft van onderen een ijzeren punt.
Rondom de pindop, wordt vanaf de punt een koord gewonden, waarna de tol wordt weggegooid terwijl het touwtje wordt vastgehouden en dat bij het wegwerpen wordt afgewikkeld, waardoor de pindop gaat draaien en op de ijzeren punt (taats) blijft staan zolang het draait. Bij de steeds verlagende draaisnelheid zal de verticale stand instabieler worden tot de pindop uiteindelijk omvalt en geleidelijk tot stilstand komt.
Vanaf de jaren ’50 was pindoppen onder de jeugd heel populair.
WNT: < pin
Pindop, pintop, werptol met een metalen pin, priktol (Corn.-Vervl.; De Cock en Teirl., Kindersp. 5, 148 (1905)).
WNT: < dop
Tol, inzonderheid priktol of taatstol. In Z.-Ndl., vooral in Brabant en Limburg, ook te Antwerpen.
- Het Kint moet poppen, doppen, hoepen, Is beeldt als ’t speelt, van hooger aerdt, v. d. born, Sedigh Leven 69.
Als kind speelden we dikwijls met de pindop. We hielden zelfs een wedstrijd: om ter verst gooien en om ter langst de pindop laten draaien
Bokkenrijders: De eerste vermelding van de term Bokkenrijders (oude spelling “Bockereyders”) komt uit het boekwerk: Oorzaeke, bewys en ondekkinge van een goddelooze, bezwoorne bende nagtdieven en knevelaers binnen de Landen van Overmaeze en aenpalende landstreeken. (ongedeeld Limburg in de 18e eeuw) (bron: Wikipedia)
WNT:
Naam eener bende roovers, die in het laatst der 19de eeuw de schrik van Zuid-Limburg waren; aldus genoemd, omdat zij naar het volksgeloof des nachts op bokken door de lucht vlogen. Zie jongeneel, rutten 1890) en lamb. hurrelbrinck, Limb. Nov. 226 vlgg.
vgl sparrijder
es kèndj loesterde veer gaer noa verhoale euver de Bockeriejers / als kind luisterden we graag naar verhalen over de Bokkenrijders
Ossenstaartsoep, “oxtail”: de dikke versie, niet de heldere bouillon
WNT: Koddaard > kodde:
Staart van een dier (meestal een hond, een varken of een koe).
- Het koddeken van ‘t verken is voor dengene die het gat kust, schuerm. (1865-1870).
- Zijn kodd’ intrekken (van een hond gezegd; ook fig. voor ”beschaamd, beteuterd zijn”), teirl.
Voor Kerstavond maken we koddaard.
Ossenstaartsoep, “oxtail” (de dikke versie, niet de heldere bouillon)
WNT: Koddaard > kodde:
Staart van een dier (meestal een hond, een varken of een koe).
- Het koddeken van ‘t verken is voor dengene die het gat kust, schuerm. (1865-1870).
- Zijn kodd’ intrekken (van een hond gezegd; ook fig. voor ”beschaamd, beteuterd zijn”), teirl.
Voor Kerstavond maken we koddaard.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.