Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
snel, vlug, rap
vgl Zweeds: rask
Zeg, die patatten koken nog niet, zet die eens wat rasser.
Met rasse schreden kwam hij aangelopen.
Twee emmertjes water halen
Twee emmertjes pompen
Meisjes op de klompen
Meisjes op een houten been
Rij maar door mijn straatje heen.
Van je ras, ras, ras
Rijdt de koning door de plas.
Van je voort, voort, voort
Rijdt de koning door de poort.
Van je erk, erk, erk
Rijdt de koning door de kerk.
Van je één, twee, drie!
Middeleeuws woord voor snel, vlug, rap
vgl Zweeds: rask
Zeg, die patatten koken nog niet, zet die eens wat rasser.
Twee emmertjes water halen
Twee emmertjes pompen
Meisjes op de klompen
Meisjes op een houten been
Rij maar door mijn straatje heen.
Van je ras, ras, ras
Rijdt de koning door de plas.
Van je voort, voort, voort
Rijdt de koning door de poort.
Van je erk, erk, erk
Rijdt de koning door de kerk.
Van je één, twee, drie!
Kleine groengele pruim. Niet lang te verkrijgen maar wel lekker. Waarschijnlijk verbastering van het Frans “Reine Claude”
Proc. Antw.: reggeloot /rè g.e l.e.oet/
Augustus is pruimentijd en dan liggen de ringeloten tussen de andere sappige pruimen in de rayon van fruit en groenten.
Brom, broem, broes, broesem, broemsel.
Dik, vuil schuim.
Term die gebruikt werd bij het bierbrouwen.
Term komt ook voor bij het maken van een bouillon.
WNT:
— oudtijds ook BREM en, gewestelijk nog, BROEM —, znw. m.; zonder mv.
Een woord voor: Schuim, welks afkomst onbekend is, en dat zeker alleen toevallig in beteekenis en vorm gelijkt op Broes (zie ald., 2de art). Thans nog in Zuid-Nederland (SCHUERM. (1865-1870), CORNELISSEN ). De alleen in onderstaande plaats gevonden vorm berm is nog niet verklaard.
Brom j. broem. (Spuma, sordes seu strigmenta rerum decoctarum), KIL. (1605).
Den broem van de soep afscheppen, CORNELISSEN.
— Sijn Leedtjes trock ’t (een betooverd kind) van een; den Brem lagh op sijn mont, V. DAM, Beschr. v. Westvoorn, 99 a.
— In de prov. Antwerpen is broem, brom ook, als vr. woord, bekend voor: bekaamsel, laag schimmel op bier, wijn enz. (CORNELISSEN ).
Als ge ne goeie bouillon wilt maken, dan gebruikt ge best soepvlees, boullie of mergpijpen. Na een tijdje koken verschijnt er echter brom of een vies witgrijs schuim bovenaan in de pot. Die moet ge dan afscheppen met een schuimspaan, want anders ziet uw soep er gekabbeld (kabbelen) uit. Vies !
poot van een tafel, stoel.
afg. driepikkel, melkstoeltje
Met de vier pikkels op de grond, beval ons moeder.
Met een bierkaartje onder de kortste pikkel staat het tafeltje weer vast.
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.