Registreer als nieuwe gebruiker om het Vlaamse Woordenboek op zijn best te kunnen gebruiken. Als ingelogde gebruiker kunt ge bijvoorbeeld nieuwe termen aan ons woordenboek toevoegen, andermans definities verbeteren, en reageren op bestaande definities.
gekibbel, geruzie
gesteggel
(1926-1950) van steggelen
1.ruzie, herrie
2.vals spel, geknoei
In het weekend was er veel gesteggel in het uitgaansleven.
Het is altijd een gesteggel met die 2 als die bijeen zijn, terwijl ze mekaar niet kunnen missen.
kibbelen
zie stechelen
WNT: bij stechelen
Twisten, krakeelen. In Vlaanderen (Schuermans (1865-1870)), Limburg (Onze Volkst.), de Neder-Betuwe). In de Meierij kent men nog de oorspr. bet. van: onder het spelen twisten (Nav.)
Jijli zijt altijd samen aan ’t stechelen, Schuermans (1865-1870).
los hangen, wapperen, fladderen, bengelen
Er floddert een draadje aan uwe rok. Knip het er rap af.
Die lintjes flodderen aan haar kleed en zwieren op en neer in de zon, terwijl ze voort wandelt.
mooi, netjes gekleed
prov. Antwerpen: afgeborsteld
Amai, ge zijt nogal afgeveegd!, zei de boerin tegen de boer toen hij naar de burgemeester ging.
een droge mond van de dorst
Vergeven van de dorst kwam hij na zijn fietstocht thuis, in één teug dronk hij een glas water leeg.
komopenstop.be: ‘Op den duur kan je maag ook geen vette kazen meer verdragen, als ik dan eens van die vette, stinkende kaas eet, dan komt het op en ben ik vergeven van de dorst.’
Nieuwe versie!
Er is een nieuwe versie van het Vlaams Woordenboek online. Mocht je problemen ondervinden, gelieve deze te melden op onze
GitHub.